aug 15, 2024 | Omzetbelasting
Een hockeytrainer verzorgt trainingen voor de topsportklas van een middelbare school en stuurt hiervoor facturen zonder btw. Na een boekenonderzoek heeft de inspecteur aan de trainer een naheffingsaanslag voor de btw opgelegd. De vraag is echter of de inspecteur voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de reden van deze naheffing. Als dit niet het geval is, kan de naheffing volgens het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel onrechtmatig zijn. Hoe oordeelt het hof? Heeft de inspecteur gehandeld in strijd met het verdedigingsbeginsel?
Standpunt van de hockeytrainer
De hockeytrainer is ondernemer voor de btw en heeft een overeenkomst van opdracht gesloten voor het verzorgen van hockeylessen aan leerlingen van de topsportklas van een middelbare school. Voor deze trainingen heeft hij facturen zonder btw uitgereikt, aangezien de hockeytrainer van mening is dat zijn werkzaamheden onder de onderwijsvrijstelling vallen.
Standpunt van de inspecteur
De inspecteur is het hier niet mee eens en legt na het boekenonderzoek een naheffingsaanslag op. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag met de volgende zin onderbouwd: "de gevolgen van het boekenonderzoek zijn besproken met de belastingplichtige en de adviseur van de onderneming. Akkoord is gegaan met de correctie(s)". Met deze magere onderbouwing stelt de inspecteur dat de hockeytrainer wel btw verschuldigd is.
Unierechtelijk verdedigingsbeginsel
De rechtsvraag in deze casus is niet zozeer of de onderwijsvrijstelling van toepassing is, maar of de inspecteur de belastingplichtige voldoende gelegenheid heeft geboden om zijn standpunt duidelijk te maken voordat het besluit tot naheffing werd genomen. Dit wordt het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel genoemd en is ook van toepassing op btw-kwesties.
Oordeel hof
Het hof oordeelt enerzijds dat uit de beschikbare informatie blijkt dat de controlemedewerker de hockeytrainer tijdig en expliciet op de hoogte heeft gebracht van de voorgenomen naheffingsaanslag. Het hof oordeelt anderzijds echter dat de controlemedewerker niet voldoende nauwkeurig heeft vermeld welke elementen aan de naheffingsaanslag ten grondslag lagen. Het hof diende vervolgens te oordelen of het besluitvormingsproces van de inspecteur zonder de schending van het verdedigingsbeginsel anders had kunnen aflopen. De hockeytrainer heeft aannemelijk gemaakt dat zijn inbreng tot een ander besluit had kunnen leiden. De inspecteur heeft bij de beslissing op bezwaar de boete vernietigd omdat sprake was van een pleitbaar standpunt. Het hof is van oordeel dat het verdedigingsbeginsel is geschonden en vernietigt daarom de naheffingsaanslag.
Tip
Als u wordt geconfronteerd met een naheffingsaanslag, weet dan dat de inspecteur u de gelegenheid moet geven om uw standpunt voldoende duidelijk te maken. Gebeurt dit niet, dan kan een gang naar de rechter leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Neem vooral contact met ons op om uw zaak te bespreken.
Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20242150, 23/49 | 02-07-2024
aug 8, 2024 | Omzetbelasting
Het Hof van Justitie EU heeft onlangs een arrest gewezen over de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting voor prestaties binnen een fiscale eenheid. Het Duitse Bundesfinanzhof had hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU voorgelegd. Het hof maakt duidelijk dat prestaties onder bezwarende titel binnen een fiscale eenheid niet aan omzetbelasting zijn onderworpen. Dit geldt ook wanneer de afnemer van deze prestaties binnen de groep geen of een beperkt recht op aftrek van voorbelasting heeft. Het Hof van Justitie EU deelt niet de opvatting dat dergelijke prestaties belast zouden moeten worden om het risico van verlies van belastinginkomsten te vermijden. Dit risico vloeit niet voort uit de toepassing van de nationale regels over de fiscale eenheid, maar uit de toepassing van het gemeenschappelijke btw-stelsel en de regels over de aftrek van btw.
De Duitse regelgeving voor de fiscale eenheid wijkt af van de Nederlandse. In Nederland vormen alle onderdelen van een fiscale eenheid samen één nieuwe belastingplichtige. In Duitsland gaan de ondergeschikte leden voor de heffing van omzetbelasting op in de moedermaatschappij van de fiscale eenheid, die als enige nog aangiften omzetbelasting doet.
Het Hof van Justitie EU bevestigt met zijn arrest de Nederlandse praktijk dat prestaties tussen leden van een fiscale eenheid niet leiden tot heffing van omzetbelasting.
Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2024599, C 184/23 | 10-07-2024
aug 1, 2024 | Omzetbelasting
Ondernemers, die in 2023 in een ander EU-land omzetbelasting hebben betaald, kunnen deze terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2023 moet vóór 1 oktober 2024 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Verzoeken, die later binnenkomen, worden mogelijk niet in behandeling genomen. Voor een verzoek om teruggaaf zijn inloggegevens nodig. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het tot vier weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.
Voorwaarden verzoek teruggaaf
Om btw uit een ander EU-land terug te vragen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:
- de onderneming is in Nederland gevestigd;
- de btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten worden gebruikt;
- de onderneming doet in het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht.
Verzoek om teruggaaf niet mogelijk
Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk als:
- geen sprake is van ondernemerschap voor de btw; of
- de onderneming uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht.
Behandeling verzoek
De Belastingdienst van het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, moet binnen vier maanden bij beschikking reageren op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek kan geheel of gedeeltelijk worden goedgekeurd of afgekeurd worden. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.
Drempelbedragen
Voor een verzoek om teruggaaf van buitenlandse btw gelden drempelbedragen. Voor een verzoek over een heel kalenderjaar of het resterende deel van een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van € 50. Voor een verzoek over minder dan een kalenderjaar maar over ten minste drie maanden geldt een drempelbedrag van € 400.
Bijlagen bij verzoek
Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.
Bron: Belastingdienst | publicatie | 29-07-2024
jul 25, 2024 | Omzetbelasting
In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld over de toepassing van de vrijstelling van btw voor medische prestaties op besnijdenissen om niet-medische redenen, zoals religieuze, culturele en hygiënische redenen. De procedure betrof een bedrijf, dat besnijdenissen uitvoert bij jongens en mannen, zowel om medische als om niet-medische redenen. De vraag was of de besnijdenissen in alle gevallen onder de vrijstelling vallen.
Een bv voerde in 2012 besnijdenissen uit zonder hierover btw af te dragen. Het bedrijf stelde dat deze ingrepen, vanwege hun preventieve gezondheidsvoordelen, vrijgesteld waren van btw. De Belastingdienst is echter van mening dat alleen besnijdenissen met een medische indicatie vrijgesteld zijn van btw. Het hof besloot eerder dat besnijdenissen om niet-medische redenen niet onder de medische vrijstelling vallen. Het hof oordeelde dat deze besnijdenissen niet primair een therapeutisch doel hebben. De Hoge Raad bevestigt deze beslissing en benadrukt dat een medische behandeling alleen vrijgesteld is als deze een direct gezondheidsdoel heeft.
De Hoge Raad legt uit dat volgens de Btw-richtlijn alleen diensten met een therapeutisch doel zijn vrijgesteld van btw. Dat volgt uit jurisprudentie van het Hof van Justitie EU. Besnijdenissen, die om religieuze, culturele of hygiënische redenen worden uitgevoerd, voldoen niet aan dit criterium, zelfs niet als er mogelijke gezondheidsvoordelen zijn.
Deze uitspraak van de Hoge Raad maakt duidelijk hoe de medische vrijstelling in de btw-wetgeving moet worden uitgelegd. De nadruk ligt op het feitelijke doel van de ingreep zoals bepaald door medische standaarden, niet door de persoonlijke motieven van de patiënt. Dit betekent dat medische professionals en klinieken nauwkeurig moeten documenteren en verantwoorden waarom een ingreep plaatsvindt om te bepalen of deze vrijgesteld is van btw. Met deze uitspraak wordt de rechtsonzekerheid verminderd en krijgen zowel medische professionals als belastingautoriteiten duidelijke richtlijnen over welke medische diensten vrijgesteld zijn van btw in Nederland.
Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241063, 22/02061 | 11-07-2024
jul 18, 2024 | Omzetbelasting
Een ondernemer biedt als dienst aan het nakijken van scripties voor studenten. De ondernemer stelt dat deze dienst onder de onderwijsvrijstelling valt en daarom is vrijgesteld van btw. De inspecteur is het hiermee oneens, wat leidde tot een procedure. Hoe oordeelden de rechtbank en het hof over deze kwestie? Is het nakijken van een scriptie vrijgesteld van btw?
Casus
De klanten van de ondernemer zijn studenten, die hun scriptie laten nakijken alvorens deze in te dienen bij de onderwijsinstelling. Hiervoor heeft de ondernemer overeenkomsten van opdracht gesloten met editors, die minstens een bacheloropleiding moeten hebben afgerond op het terrein van taal en onderwijs. De ondernemer stelt dat deze dienst als algemeen vormend onderwijs kan worden beschouwd, omdat de studenten schrijf- en taalvaardigheden leren door hun scriptie te laten beoordelen, een feedbackbrief te ontvangen en vragen te kunnen stellen. De studenten moeten uiteindelijk zelf de wijzigingen in hun scriptie doorvoeren, wat volgens de ondernemer neerkomt op kennisoverdracht en dus aanvullend onderwijs vormt, met name ‘huiswerk- en scriptiebegeleiding’. Vakinhoudelijke controle van de scripties biedt de ondernemer niet aan.
De inspecteur betwist deze zienswijze en stelt dat geen sprake is van algemeen vormend onderwijs dat is vrijgesteld van btw. Volgens de inspecteur is de term "aanvullend onderwijs" niet erkend in de btw-regelgeving. Bijlessen en examentrainingen zijn volgens een besluit wel vrijgesteld van btw, maar de dienst van de ondernemer valt hier niet onder, omdat geen sprake is van kennisoverdracht, aldus de inspecteur.
Oordeel van de rechtbank en het hof
Zowel de rechtbank als het hof oordeelt dat de ondernemer niet kan worden geacht studenten te trainen in het schrijven van een scriptie, aangezien de studenten een reeds geschreven scriptie inleveren. De editors geven optioneel tegen betaling feedback over de structuur, maar de ondernemer beoordeelt niet de kwaliteit van de inhoud. De ondernemer heeft bevestigd dat geen sprake is van inhoudelijke begeleiding of een nakijkdienst. De rechtbank en het hof oordelen dat geen sprake is van bijlessen, die onder de onderwijsvrijstelling vallen, omdat de benodigde kennisoverdracht ontbreekt.
Conclusie
Het nakijken van scripties is niet vrijgesteld van btw. Er is geen sprake van bijlessen of examentrainingen die onder de onderwijsvrijstelling vallen, aangezien er geen directe kennisoverdracht plaatsvindt zoals vereist is voor deze vrijstelling.
Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20241769, 23/480 tot en met 23/483 | 12-06-2024
jul 18, 2024 | Omzetbelasting
In de btw-richtlijn is bepaald dat de lidstaten vrijstelling verlenen voor ziekenhuisverpleging en medische verzorging en daarmee nauw samenhangende handelingen. Deze vrijstelling is in de Wet OB 1968 opgenomen met als omschrijving het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de handelingen die daarmee nauw samenhangen. Onder handeling zijn begrepen het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen.
De rechtbank Noord Nederland heeft onlangs geoordeeld dat de diensten, die een hospice verleent, onder deze vrijstelling vallen. De exploitant van het hospice had verzoeken om teruggaaf van btw gedaan, die door de Belastingdienst zijn afgewezen. De exploitant was van mening dat het hospice één prestatie verricht, bestande uit het tegen vergoeding verstrekken van logies en verteer voor kortdurend verblijf. De verpleging en verzorging gebeurde niet door de exploitant, maar door vrijwilligers en externe zorgverleners. Het verlenen van logies voor een korte periode is een belaste activiteit waarop het lage tarief van toepassing is. De inspecteur stelde zich op het standpunt dat het hospice één samengestelde prestatie verricht, erop gericht om patiënten in de laatste levensfase ondersteuning en palliatieve zorg te laten ontvangen.
Volgens de rechtbank verricht het hospice één economische prestatie waarvan de kern is het doen verzorgen en verplegen van gasten in hun laatste levensfase. Het kenmerkende element van een prestatie moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van de modale consument. Voor die consument, in dit geval de gasten van het hospice, gaat het om het totaalpakket. Dat het hospice de verzorging en verpleging feitelijk niet zelf uitvoert, maakt naar het oordeel van de rechtbank geen verschil.
De gasten kunnen hun eigen bijdrage voor verblijf in het hospice vergoed krijgen vanuit de aanvullende zorgverzekering. Dat vormt een belangrijke aanwijzing voor het feit dat de dienst niet in de kern bestaat uit het verstrekken van verblijf. Bovendien is een indicatie van een huisarts vereist om in het hospice te kunnen verblijven. Deze kenmerken maken dat een hospice iets heel anders is dan een hotel. De rechtbank komt vervolgens tot het oordeel dat de door het hospice verrichte prestatie valt onder de vrijstelling voor medische verzorging.
Bron: Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLINLRBNNE20242483, 23/2011 | 01-07-2024