Vergeet de uitstelregeling belastingschulden niet

Vergeet de uitstelregeling belastingschulden niet

Op 1 juli loopt de coronamaatregel voor uitstel van betaling van belastingschulden af. Tot die datum kunnen belastingplichtigen nog uitstel van betaling aanvragen voor belastingschulden die tot 1 juli 2021 zijn ontstaan. Schulden na 1 juli 2021 vallen (nog) niet onder de regeling. Dat betekent dat de aangifte loonheffingen of btw over het tijdvak juni 2021 weer gewoon volgens de oude regels moet worden betaald! Wel ligt er nog een motie in de tweede kamer om deze termijn met een kwartaal te verlengen tot 1 oktober 2021. 

Is er op basis van de oude regeling al verlenging van eerder verkregen uitstel gekregen, dan loopt het uitstel automatisch door tot 1 juli 2021. De opgebouwde belastingschuld hoeft dan niet meteen te worden afgelost. De aflossing start uiterlijk op 1 oktober 2022. De aflossingstermijn bedraagt 60 maanden. 

Ondernemers die eerder een aanvraag voor drie maanden hadden ingediend en na deze drie maanden niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, dienen zélf om verlenging van het uitstel te vragen. Doen ze dit niet, dan lopen ze het risico om uitgesloten te worden voor de betalingsregeling van 60 maanden.

Bron: Overig Thu, 24 Jun 2021 00:00:00 +0100
Rusland zegt belastingverdrag met Nederland op

Rusland zegt belastingverdrag met Nederland op

Verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing kunnen eenzijdig worden beëindigd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor het verstrijken van een kalenderjaar. Rusland heeft het bestaande verdrag opgezegd, waardoor dit verdrag per 1 januari 2022 zal worden beëindigd. Vanaf 1 januari 2022 kan onder omstandigheden een beroep op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 worden gedaan. Dit is een eenzijdige Nederlandse regeling, waarin voor een aantal situaties en onder voorwaarden wordt voorkomen dat inwoners van Nederland en in Nederland gevestigde bedrijven over hetzelfde inkomen tweemaal belast worden.

Nederland heeft vanaf 2014 onderhandeld met Rusland over een gedeeltelijke herziening van het verdrag. In januari 2020 is op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt over deze herziening. Daarna heeft Rusland gevraagd om herziening van een aantal aanpassingen om onder het verdrag (hogere) bronbelastingen te kunnen gaan heffen om zo meer belastinginkomsten te realiseren.

Dit voorstel komt erop neer dat Rusland slechts bereid zou zijn om verdragsvoordelen onder strenge voorwaarden toe te kennen aan beursgenoteerde bedrijven. Bedrijven zonder beursnotering zouden niet meer in aanmerking komen voor verdragsvoordelen. Hiermee wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Rusland liet geen ruimte voor onderhandeling. Nederland heeft het voorstel van Rusland tot herziening niet geaccepteerd.

Het belangrijkste gevolg van de opzegging van het verdrag is dat Rusland (hogere) bronbelastingen zal kunnen heffen op uitgaande dividend-, rente- en royaltybetalingen. Deze bronbelastingen komen zonder verdrag niet meer voor verrekening in aanmerking.

De staatssecretaris van Financiën benadrukt dat de Nederlandse inzet erop is gericht om nog dit jaar tot een oplossing te komen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000103674 | 06-06-2021
Aanpassing uitkeringsbedragen per 1 juli 2021

Aanpassing uitkeringsbedragen per 1 juli 2021

De uitkeringsbedragen van diverse sociale verzekeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. In verband met de halfjaarlijkse aanpassing van het wettelijk minimumloon worden diverse uitkeringsbedragen per 1 juli 2021 aangepast.

Algemene nabestaandenwet

De bruto-nabestaandenuitkering bedraagt:

  • voor een nabestaande die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt € 1.250,16;
  • voor een nabestaande die een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende voert € 785,54;
  • voor een nabestaande die met één of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft € 785,54.

De bruto-wezenuitkering bedraagt:

  • voor een kind jonger dan 10 jaar € 400,05;
  • voor een kind van 10 jaar of ouder maar jonger dan 16 jaar € 600,08;
  • voor een kind van 16 jaar of ouder maar jonger dan 21 jaar € 800,10.

Algemene Ouderdomswet

Het bruto-ouderdomspensioen bedraagt:

  • voor een alleenstaande € 1.275,39; en
  • voor een gehuwde of samenwonende € 863,66.

Beslagvrije voet

De beslagvrije voet van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedraagt maximaal:

  • voor een alleenstaande € 1.664,51;
  • voor een alleenstaande ouder € 1.782,62;
  • voor gehuwden zonder kinderen € 2.203,77; en
  • voor gehuwden met kinderen € 2.321,89.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2021-0000075408, Staatscourant 2021, Nr. 27619 | 02-06-2021
Registratiekosten hypotheek aftrekbaar

Registratiekosten hypotheek aftrekbaar

De rente en de kosten van geldleningen, die zijn aangegaan voor de financiering van de eigen woning, zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Kosten van geldleningen zijn de kosten die samenhangen met de financiering van de eigen woning, zoals taxatiekosten, afsluitprovisie, hypotheekaktekosten, etc. De eigen woning kan in het buitenland zijn gelegen.

Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant behoort de Belgische registratiebelasting tot de kosten van geldleningen, die behoren tot de eigenwoningschuld. De registratiebelasting is verschuldigd bij de verplichte inschrijving van een hypotheekakte. In België is de inschrijving van de hypotheekakte vereist om het recht van hypotheek te kunnen vestigen. Zonder de vestiging van het recht van hypotheek kan geen hypotheeklening worden verkregen. De procedure had betrekking op een in België gelegen eigen woning.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20212535, BRE 20/6295 | 20-05-2021
Overschrijding redelijke termijn bij instemming met uitstel uitspraak bezwaar

Overschrijding redelijke termijn bij instemming met uitstel uitspraak bezwaar

Wanneer de redelijke termijn van behandeling van een bezwaar of (hoger) beroepschrift wordt overschreden, heeft de belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade. Voor de fase van bezwaar tot en met beroep bij de rechtbank geldt een redelijke termijn van twee jaar. De redelijke termijn van behandeling kan worden verlengd door bijzondere omstandigheden.

Volgens Hof Den Haag vormt het instemmen met verder uitstel van de uitspraak op bezwaar een bijzondere omstandigheid waardoor de redelijke termijn wordt verlengd. De beslistermijn op het bezwaar werd, met instemming van de belanghebbende, aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van het Hof Den Bosch door het Hof van Justitie EU. Omdat in de visie van het hof de redelijke termijn niet was overschreden had de belanghebbende geen recht op immateriële schadevergoeding.

De Hoge Raad maakt duidelijk dat de enkele instemming met verder uitstel geen bijzondere omstandigheid is. Het aanhouden van een bezwaarschrift in verband met prejudiciële vragen die aanhangig zijn bij het Hof van Justitie EU is wel een bijzondere omstandigheid. De in verband daarmee buiten beschouwing te laten periode vangt pas aan op het moment waarop de inspecteur de belanghebbende schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn beslissing om het bezwaarschrift aan te houden in afwachting van het antwoord op prejudiciële vragen en eindigt op de dag van de openbaarmaking van de prejudiciële beslissing door het Hof van Justitie EU.

In deze casus heeft de inspecteur de belanghebbende op 11 september 2014 in kennis gesteld van zijn beslissing om de bezwaarschriften voor 2010 en 2011 aan te houden in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie EU. Die beslissing heeft het Hof van Justitie EU op 9 september 2015 gegeven. De redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar tegen de aanslag 2010 is aangevangen op de dag waarop de Belastingdienst het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat was 13 maart 2013. De termijn is geëindigd op 30 juli 2019, de dag waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Van deze periode van zes jaar en vijf maanden blijft een jaar buiten beschouwing in verband met de termijn van beantwoording van de prejudiciële vragen. Dat betekent dat de redelijke termijn met drie jaar en vijf maanden is overschreden. De redelijke termijn voor het bezwaar tegen de aanslag 2011 is begonnen op 27 maart 2014 en geëindigd op 30 juli 2019. Ook van deze periode van vijf jaar en vijf maanden blijft een jaar buiten beschouwing. De redelijke termijn is overschreden met twee jaar en vijf maanden.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021826, 20/02902 | 03-06-2021