Verhoging brandstofaccijns per 1 januari 2024

Verhoging brandstofaccijns per 1 januari 2024

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de hoogte van de brandstofaccijns per 1 januari 2024. Per die datum vervalt bij ongewijzigd beleid het resterende deel van de accijnsverlaging. De accijns op benzine stijgt dan ongeveer 8,7 cent per liter. Voor diesel bedraagt de stijging 5,6 cent per liter. Daar komt de indexatie met de tabelcorrectiefactor van 9,9% bovenop. Inclusief btw over de accijnsverhoging stijgt de prijs van een liter benzine per 1 januari 2024 met 21 cent. Voor diesel bedraagt prijsstijging ruim 13 cent per liter. De staatssecretaris merkt op dat de accijnstarieven per 1 januari 2024 nog kunnen wijzigen als gevolg van de augustusbesluitvorming en als gevolg van de behandeling van het Belastingplan 2024.

Ten opzichte van het jaar 2022 stijgt de accijns op benzine per 1 januari 2024 van € 823,71 naar € 962,29 en op diesel van € 528,46 naar € 628,36 per 1.000 liter. Het minimumbelastingniveau op basis van de Europese richtlijn Energiebelastingen bedraagt voor benzine € 359 en voor diesel € 330 per 1.000 liter.

Tijdens de parlementaire behandeling van de voorjaarsnota heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen om lagere brandstofaccijns als optie op tafel te houden bij de augustusbesluitvorming.

De vraag of het klopt dat op basis van de verwachte benzineprijs in 2024 en een gemiddeld stadsverbruik voor een auto de belastingvrije kilometervergoeding alleen de benzinekosten dekt, heeft de staatssecretaris niet echt beantwoord. Hij verwijst naar een uitgevoerde evaluatie waaruit blijkt dat de variabele kosten van een middenklasse benzineauto lager liggen dan de onbelaste kilometervergoeding van € 0,22 per kilometer, zoals die vanaf 2024 geldt. Bij de behandeling van het Belastingplan 2023 heeft de staatssecretaris toegezegd om een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding naar € 0,23 per kilometer te willen bezien. Dit punt zal betrokken worden in de augustusbesluitvorming.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000188039 | 22-08-2023
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Een belangrijk doel uit het Klimaatakkoord is vermindering van de CO2-uitstoot. Deze vermindering moet ten dele bereikt worden door een verlaging van het energiegebruik van gebouwen. De Dumava-regeling is een subsidieregeling, die eigenaren van maatschappelijk vastgoed wil stimuleren om te investeren in het verduurzamen van hun gebouw. De regeling zal tot 2030 jaarlijks worden opengesteld. De eerstvolgende openstelling is van 18 september 2023 tot en met 31 december 2024.

Er is een budget beschikbaar van € 190 miljoen. De subsidie bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 2,5 miljoen per aanvraag. De subsidie bedraagt 30% van de projectkosten. Voor energieadvies bedraagt de subsidie 50% van de kosten. Onder projectkosten vallen de kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid.

Doelgroep

De regeling is bestemd voor vastgoed in Nederland, dat eigendom is van een maatschappelijke instelling binnen de sectoren:

  • decentrale overheid;
  • onderwijs;
  • zorg;
  • cultuur;
  • religieuze instellingen.

Daarnaast komen rijksmonumenten, die geen woonhuizen zijn, en overige gebouwen met een publieksfunctie in aanmerking. Er is een lijst met sbi-codes beschikbaar waaronder een organisatie moet vallen om in aanmerking te komen voor de Dumavaregeling. Organisaties met een van de kwalificerende sbi-codes, die inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtig zijn, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze groep kan gebruik maken van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil).

Maatschappelijk vastgoed in de sportsector valt niet onder deze regeling als de instelling gebruik kan maken van de subsidieregeling BOSA.

Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een organisatie een of meer verduurzamingsmaatregelen van de maatregelenlijst of een integraal verduurzamingsproject uitvoeren. Een integraal verduurzamingsproject omvat vier of meer maatregelen. De maatregelen berusten op een energieadvies. Vastgoed, dat is opgeleverd na 1 januari 2012, komt alleen in aanmerking voor subsidie als het wordt afgekoppeld van de aardgasaansluiting. De werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat de subsidie is aangevraagd. De verduurzamingsmaatregelen dienen binnen twee jaar na de subsidieverstrekking te zijn afgerond. Voor een integraal project geldt een periode van drie jaar na subsidieverstrekking. Voor het maatschappelijk vastgoed mag niet eerder Dumava-subsidie zijn toegekend.

De organisatie ontvangt voor de verduurzamingsmaatregel(en), waarvoor zij Dumava-subsidie aanvraagt, geen andere subsidie.

Bron: Overig | besluit | 28-08-2023
Toestemming ontslag te vroeg gevraagd voor compensatie transitievergoeding

Toestemming ontslag te vroeg gevraagd voor compensatie transitievergoeding

Bij de beëindiging van de onderneming van een natuurlijke persoon vanwege diens pensionering wordt compensatie van de aan werknemers betaalde transitievergoeding verstrekt. De ondernemer moet in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het verzoek om de toestemming is ingediend gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst hebben gehad. Voorwaarde voor compensatie is dat de ondernemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of zal bereiken binnen zes maanden na de indiening van het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen.

Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft het UWV terecht geweigerd om compensatie te verstrekken aan een ondernemer, die de ontslagaanvragen voor zijn vijf werknemers ruim acht maanden voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft ingediend.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20231598, 22/2393 CRTV | 16-08-2023
Terugvragen in ander EU-land betaalde omzetbelasting

Terugvragen in ander EU-land betaalde omzetbelasting

Ondernemers, die in 2022 in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2022 moet vóór 1 oktober 2023 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Verzoeken, die later binnenkomen, worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Voor een verzoek om teruggaaf zijn inloggegevens nodig. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het enkele weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.

Voorwaarden verzoek teruggaaf

Om btw uit een ander EU-land terug te vragen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:

  • de onderneming is in Nederland gevestigd;
  • de btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten zijn of worden gebruikt;
  • de onderneming doet in het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht.

Verzoek om teruggaaf niet mogelijk

Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk als:
• geen sprake is van ondernemerschap voor de btw; of
• de onderneming uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht.

Behandeling verzoek

De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek kan geheel of gedeeltelijk worden goedgekeurd of afgekeurd. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.

Drempelbedragen

Voor een verzoek om teruggaaf van buitenlandse btw gelden drempelbedragen. Voor een verzoek over een heel kalenderjaar of het resterende deel van een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van € 50. Voor een verzoek over minder dan een kalenderjaar maar over ten minste drie maanden geldt een drempelbedrag van € 400.

Bijlagen bij verzoek

Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 28-08-2023
Besluit belastingplicht van stichtingen en verenigingen

Besluit belastingplicht van stichtingen en verenigingen

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit met beleid over de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting van stichtingen en verenigingen gewijzigd. De vorige versie van het besluit dateert van 2005. In de herziene versie is beleid toegevoegd over het criterium "deelname aan het economische verkeer" en is het beleid ten aanzien van het winststreven bij gesubsidieerde instellingen verduidelijkt en verruimd. Daarnaast is beleid opgenomen over de regeling integrale belastingplicht en zijn de vereisten, waaraan een lichaam dat een sociaal belang behartigt, moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de fictieve loonkostenaftrek verduidelijkt.

Deelname aan het economische verkeer

Van deelname aan het economische verkeer is sprake als goederen worden geleverd of diensten worden verricht aan derden. Derden kunnen de leden van een vereniging zijn. De volgende criteria zijn van belang voor het antwoord op de vraag of een stichting of vereniging deelneemt aan het economische verkeer:

  1. Bij het verrichten van activiteiten binnen een vaste, besloten groep, is niet snel sprake van deelname aan het economische verkeer.
  2. Dat is anders als eenvoudig kan worden toegetreden tot de besloten groep om tegen betaling goederen of diensten te ontvangen.
  3. Betreft het uitsluitend de algemene belangenbehartiging van de leden, dan is in beginsel geen sprake van deelname aan het economische verkeer.
  4. Worden tegen vergoeding individuele activiteiten verricht ten behoeve van leden en/of derden, dan is sprake van deelname aan het economische verkeer.

Omdat een stichting geen leden heeft zal bij een stichting sneller dan bij een vereniging sprake zijn van deelname aan het economische verkeer.

Winststreven bij gesubsidieerde instellingen

Er is sprake van een winststreven als een instelling met haar activiteit(en) naar verwachting over meerdere jaren bezien positieve resultaten zal behalen. De eventuele exploitatieoverschotten van een gesubsidieerde instelling moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of sprake is van een winststreven. Er is geen sprake van een winststreven wanneer een gesubsidieerde instelling behaalde overschotten moet aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of moet terugbetalen aan de subsidieverstrekker.

Het komt voor dat een gesubsidieerde instelling een eigen bijdrage vraagt van degenen voor wie de instelling activiteiten verricht. Ook komt voor dat een instelling naast gesubsidieerde activiteiten dezelfde activiteiten op contractbasis verricht. Deze laatste activiteiten zouden in aanmerking komen voor subsidies als deze worden uitgevoerd in een andere gemeente. Is in deze situaties beperkt sprake van eigen bijdragen of van vergoedingen van gemeenten op contractbasis, dan is onder voorwaarden geen winststreven aanwezig bij de instelling.

Integrale belastingplicht

Stichtingen en verenigingen zijn slechts vennootschapsbelastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Gedeeltelijk belastingplichtige stichtingen en verenigingen, die kwalificeren als culturele ANBI, kunnen onder voorwaarden opteren voor integrale belastingplicht. Daardoor kunnen de resultaten van de niet-ondernemingsactiviteiten worden gesaldeerd met de resultaten van de ondernemingsactiviteiten.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2023-11888, Staatscourant 2023, Nr. 23036 | 22-08-2023