mei 8, 2025 | Omzetbelasting
Een ondernemer drijft zijn onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij houdt zich bezig met het managen van internationale projecten, met een specialisatie in industriële koelsystemen. De werkzaamheden worden wereldwijd uitgevoerd. In 2017 en 2018 verricht hij werkzaamheden voor een Nederlandse opdrachtgever en brengt daarbij, ten onrechte, Nederlandse btw in rekening op zijn facturen. Hij geeft echter niet alle gefactureerde bedragen aan in zijn btw-aangifte. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op.
De ondernemer is van mening dat de inspecteur de te weinig aangegeven btw niet kan naheffen en stapt naar de rechter. Ter onderbouwing voert hij aan dat hij zijn diensten vanuit Spanje heeft verricht en dat hij per abuis Nederlandse btw in rekening heeft gebracht. Van een woonplaats dan wel onderneming in Nederland is geen sprake.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat iedereen die op een factuur melding maakt van btw, deze belasting verschuldigd is. Dit geldt ongeacht of de handeling zelf aan btw onderworpen is. De plaats waar de diensten zijn verricht is niet relevant voor het ontstaan van de belastingschuld. De btw is verschuldigd in de lidstaat die op de factuur vermeld staat, zelfs als de handeling in die lidstaat niet belastbaar was.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:2192 | 14-04-2025
apr 24, 2025 | Omzetbelasting
De Belastingdienst krijgt soms btw-aangiften te vroeg binnen en kan deze aangiften niet automatisch verwerken. De Belastingdienst past daarom de procedure aan voor de indiening van btw-aangiften. Vanaf 27 mei 2025 zal de Belastingdienst btw-aangiften automatisch controleren op het juiste tijdvak. Btw-aangiften die via het system-to-system portaal worden ingediend, worden vanaf de 24e van de maand waarin het tijdvak eindigt geaccepteerd. De aangifte voor het tweede kwartaal wordt geaccepteerd vanaf 24 juni.
Aangiften die vóór de 24e van de maand worden ingediend, worden afgewezen. De Belastingdienst stuurt dan een foutbericht naar de indiener, zonder ontvangstbevestiging. De aangifte wordt formeel niet in ontvangst genomen en moet opnieuw worden ingediend vanaf de 24e van de maand. Aangiften die vanaf de 24e van de maand worden ingediend, worden via het reguliere proces afgehandeld en ontvangen een ontvangstbevestiging.
De Belastingdienst benadrukt het belang van nauwkeurigheid bij het indienen van btw-aangiften. Dien de btw-aangifte niet te vroeg en niet te laat in. Controleer na het indienen of er een foutbericht of ontvangstbevestiging is ontvangen.
Bron: Belastingdienst | persbericht | 21-04-2025
apr 24, 2025 | Omzetbelasting
Bij de overgang van een eenmanszaak naar een bv is het belangrijk een duidelijke scheiding in de boekhouding en facturatie aan te brengen. Dit voorkomt verwarring over wie de belastingplichtige ondernemer is. Onlangs moest de rechter oordelen in een geschil tussen een bv en de Belastingdienst. De bv stelde dat alle facturen op naam van de eenmanszaak stonden, gezien het daarop vermelde KvK-nummer en bankrekeningnummer van de eenmanszaak. De inspecteur is echter van mening dat de bv vanaf haar oprichting verantwoordelijk is voor de omzet die voortvloeit uit de voortgezette activiteiten van de eenmanszaak. Hij legt een naheffingsaanslag op met een vergrijpboete.
Naheffing terecht
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat alle facturen in 2017 op naam staan van de bv, maar met het KvK-nummer van de eenmanszaak. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat alle prestaties door de eenmanszaak zijn verricht. Aangezien de activiteiten van de eenmanszaak na de oprichting van de bv (7 april 2017) door de bv zijn voortgezet, moet de bv vanaf die datum worden aangemerkt als de ondernemer die de prestaties heeft verricht.
Geen vergrijpboete
Wat betreft de vergrijpboete oordeelt de rechtbank dat de inspecteur niet overtuigend heeft aangetoond dat het aan opzet of grove schuld van de bv te wijten is dat de omzetbelasting niet op aangifte is voldaan. De rechtbank acht het aannemelijk dat het voor de bv in 2017 niet zonder meer duidelijk was wie de prestaties verrichtte en wie daarover omzetbelasting verschuldigd was. Cruciaal hierbij is dat de rechtbank expliciet in aanmerking neemt dat de gemachtigde en daarmee ook de bv kennelijk niet deskundig is op het gebied van de omzetbelasting. Deze ondeskundigheid speelt een belangrijke rol bij het oordeel dat geen sprake is van de voor een vergrijpboete vereiste bewustheid. De vergrijpboete wordt daarom vernietigd.
Conclusie
Deze uitspraak toont aan hoe belangrijk het is om bij bedrijfstransformaties duidelijkheid te hebben over wie de belastingplichtige ondernemer is. Uit de uitspraak blijkt niet eenduidig of sprake is van een formele inbreng van de eenmanszaak in de bv of slechts een voortzetting van activiteiten. Juist deze onduidelijkheid, gecombineerd met de ondeskundigheid van de gemachtigde op btw-gebied, leidt tot fiscale problemen. De zaak illustreert een klassieke valkuil bij de overgang van eenmanszaak naar bv, waarbij bedrijfsactiviteiten worden voortgezet zonder dat alle administratieve zaken correct zijn afgehandeld.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:1891 | 31-03-2025
apr 24, 2025 | Omzetbelasting
Een ondernemer met een bv weigert kosten te maken voor eHerkenning. Hierdoor kan hij geen btw-aangifte doen. De Belastingdienst legt daarom naheffingsaanslagen met boetes op. De ondernemer is het hier niet mee eens en gaat in beroep. Volgens hem is er sprake van rechtsongelijkheid. Natuurlijke personen kunnen voor het doen van btw-aangifte immers gratis gebruikmaken van hun DigiD. Van rechtspersonen wordt geëist dit te doen met gebruikmaking van eHerkenning, waarvoor kosten moeten worden gemaakt. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad van 2 december 2022, waarin staat dat het gebruik van eHerkenning wettelijk is en dat de kosten ervan niet onevenredig zijn.
Gebruik eHerkenning
De reden voor de eis van eHerkenning is dat het een hoog beveiligingsniveau heeft. Hiermee kan worden gecontroleerd of iemand echt bevoegd is om namens een bedrijf te handelen. Dit probleem is er niet bij een persoon die zijn DigiD gebruikt, omdat die persoon zelf de onderneming is en dus altijd bevoegd is om namens die onderneming te handelen.
Onredelijke kosten?
De rechter oordeelt dat de kosten van eHerkenning (€ 25 – € 35 per jaar) niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die ermee worden nagestreefd. Dit maakt de kosten volgens de rechtbank gerechtvaardigd. De rechter wijst ook op de compensatieregeling. Hiermee kan een deel van deze kosten worden vergoed.
Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:3635 | 26-03-2025
mrt 13, 2025 | Omzetbelasting
Een internetveiling en de inspecteur worden het niet eens over de verschuldigdheid van omzetbelasting bij niet-verzilverde bonnen, ook wel no shows genoemd, die via de veiling zijn ‘gewonnen’. De veiling stelt dat er geen belastbare prestatie is verricht, omdat de bonnen niet zijn verzilverd. Uiteindelijk moet de rechter eraan te pas komen om het geschil te beslechten.
Het hof oordeelt dat de vennootschap gebonden is aan de vaststellingsovereenkomsten die zij met de Belastingdienst heeft gesloten. Deze overeenkomsten bepalen dat niet-verzilverde bonnen als een btw-prestatie moeten worden beschouwd. Het hof stelt dat de vennootschap daarom omzetbelasting verschuldigd is op het moment dat de bon aan de winnaar van de veiling wordt verstrekt, ongeacht of deze bon uiteindelijk wordt verzilverd.
De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de vennootschap de omzetbelasting verschuldigd is op het moment van vooruitbetaling door de winnaar. Op dat moment is een voldoende nauwkeurig omschreven prestatie overeengekomen. De Hoge Raad oordeelt dat de veiling de bonnen verstrekt met het oog op de boeking of bestelling van de prestatie, en dat de winnaar recht heeft op uitvoering van de prestatie, ongeacht of hij dit recht daadwerkelijk uitoefent. Hierdoor blijft de ontvangen vergoeding belastbaar met omzetbelasting.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en bevestigt dat de inspecteur het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting terecht heeft afgewezen.
Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:335 | 27-02-2025
feb 27, 2025 | Omzetbelasting
Een kleine ondernemer doet geen aangifte btw. De inspecteur legt daarom een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag legt de inspecteur een boete op wegens het niet betalen en een boete wegens het niet doen van aangifte. De ondernemer tekent hiertegen bezwaar aan, waarna de inspecteur de aanslag vermindert tot nihil en de boete wegens het niet betalen van omzetbelasting vernietigt. De inspecteur handhaaft de boete wegens het niet doen van aangifte.
De kleine ondernemer stelt beroep in tegen de boete wegens het niet doen van aangifte. Zij voert aan dat zij in het betreffende tijdvak meedeed aan de kleineondernemersregeling (KOR) en dat zij daardoor niet verplicht was om aangifte omzetbelasting te doen. Zij vindt dat de boete daarom onterecht aan haar is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de ondernemer aangifte omzetbelasting had moeten doen en dat zij dat niet gedaan heeft. De KOR wordt uitsluitend naar aanleiding van een verzoek van een belastingplichtige daartoe toegepast en de inspecteur stelt dat er bij de Belastingdienst geen verzoek van de ondernemer bekend is. Daarbij komt dat de inspecteur een brief heeft overgelegd waarin de ondernemer wordt gewezen op haar aangifteplicht. De ondernemer heeft daar niets tegenover gesteld anders dan de blote stelling dat zij meedeed aan de KOR.
De verzuimboete is dan ook terecht aan de ondernemer opgelegd. De rechtbank overweegt verder dat een verzuimboete als prikkel dient om aan aangifteverplichtingen te voldoen en dat deze onafhankelijk is van de hoogte van het bedrag van de verschuldigde belasting. De rechtbank acht de verzuimboete dan ook passend en geboden.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:668 | 09-02-2025