Uitwerking NOW-3

Uitwerking NOW-3

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer een nadere uitwerking gegeven van de derde fase van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid, kortweg de NOW-3. De NOW-3 geldt voor de periode van 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021. De NOW-3 lijkt sterk op zijn voorgangers NOW-1 en 2.

In de NOW-3 krijgen werkgevers de ruimte om de loonsom enigszins te laten dalen zonder gevolgen voor de hoogte van het subsidiebedrag. De totale duur van de NOW-3 wordt in drie tijdvakken verdeeld. Het eerste tijdvak loopt van 1 oktober tot en met 31 december 2020. In dit tijdvak bedraagt de maximale subsidie 80% van de loonsom en kan de loonsom met 10% dalen. Het tweede tijdvak loopt van 1 januari tot en met 31 maart 2021. De maximale vergoeding bedraagt in dit tijdvak 70%, terwijl de loonsom met 15% mag dalen. In het derde tijdvak van 1 april tot en met 30 juni 2021 bedraagt de subsidie maximaal 60% van de loonsom en mag de loonsom met 20% dalen. Voor alle tijdvakken geldt dat de forfaitaire opslag op de subsidie, evenals onder de NOW-2, 40% bedraagt. Als voorwaarde voor subsidie geldt een omzetverlies van 20% of meer in het eerste tijdvak van de NOW-3. In het tweede en derde tijdvak geldt een minimaal omzetverlies van 30% als voorwaarde voor subsidie. In het derde tijdvak geldt bovendien dat de subsidie wordt beperkt door bij het in aanmerking te nemen loon uit te gaan van eenmaal het maximum dagloon (€ 4.845 per maand) in plaats van tweemaal het maximum dagloon (€ 9.691 per maand).

De onder de NOW-2 geldende korting van 5% op het subsidiebedrag bij bedrijfseconomisch ontslag is vervallen onder de NOW-3. Nieuw is een inspanningsverplichting voor de werkgever om werknemers die afvloeien naar nieuw werk te begeleiden.

Anders dan onder de NOW-2 geldt onder de NOW-3 niet meer dat 100% van het loon van een werknemer, die wordt ontslagen om bedrijfseconomische redenen, voor de gehele subsidieperiode in mindering wordt gebracht op de subsidie. De werkgever ontvangt onder de NOW-3 subsidie over de loonkosten die hij tijdens de subsidieperiode heeft zolang een werknemer in die periode in dienst is. Aan werkgevers die aantoonbaar niet aan de verplichting tot begeleiding van werk naar werk hebben voldaan kan een sanctie worden opgelegd. Deze bestaat uit een korting van 5% op het subsidiebedrag, die wordt toegepast als de werkgever geen contact heeft gezocht met UWV in het kader van begeleiding van werk naar werk.

Ook onder de NOW-3 geldt een verbod op het uitkeren van dividend of bonussen en op de inkoop van eigen aandelen. In het eerste tijdvak van de NOW-3 geldt dit verbod voor 2020. In het tweede en derde tijdvak van de NOW 3 geldt dit voor 2021.

De wijze van het berekenen van omzetdaling is gelijk aan de NOW-1 en 2. De omzetdaling wordt bepaald door een kwart van de omzet van 2019 te vergelijken met de omzet in een door de werkgever te kiezen periode van drie maanden. Per tranche kan worden aangegeven over welke periode de omzetdaling moet worden berekend. De startdatum ligt altijd op de eerste van een kalendermaand binnen het betreffende tijdvak. Als er een aanvraag is ingediend voor de NOW-2 en de subsidie is verleend, moet de periode van omzetdaling voor de het eerste tijdvak van de NOW-3 aansluiten op de periode van omzetdaling waarvoor in NOW-2 subsidie is aangevraagd. Als onder de NOW-3 subsidie wordt aangevraagd voor opeenvolgende tranches, dienen de omzetperiodes op elkaar aan te sluiten.

De voorschotten van de drie tijdvakken worden gebaseerd op de loonsom van juni 2020. Als de loonsom in een van de tijdvakken meer dan het toegestane percentage is gedaald, wordt de subsidie lager vastgesteld op het te veel gedaalde deel. Als de loonsom in het tijdvak van 1 oktober tot en met 31 december 2020 met 20% is gedaald, is de loonsom met 10% ‘te veel’ gedaald. De subsidie wordt alleen over die 10% lager vastgesteld en niet over de gehele daling van 20%. Voor elke euro die de loonsom te veel is gedaald ten opzichte van de referentieperiode, ontvangt de werkgever resp. 80, 70 of 60 cent minder subsidie, afhankelijk van de tranche.

Aanvragen voor het eerste tijdvak van de NOW-3 is mogelijk van 16 november tot en met 13 december 2020. Na het toekennen van de subsidie ontvangt de werkgever in drie termijnen een voorschot van 80% van de subsidie. Aanvragen voor het tweede tijdvak is mogelijk van 15 februari tot en met 14 maart 2021. Voor het derde tijdvak kan subsidie worden aangevraagd van 17 mei tot en met 13 juni 2021. De vaststelling van de subsidie kan voor de drie tijdvakken worden aangevraagd vanaf 1 september 2021. Voor ieder tijdvak, waarvoor een werkgever subsidie heeft ontvangen, moet afzonderlijk een aanvraag om vaststelling worden gedaan.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2020-0000130011 | 29-09-2020
Verlenging Tozo en uitstel invoering vermogenstoets

Verlenging Tozo en uitstel invoering vermogenstoets

Het besluit, waarin de verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) met negen maanden tot 1 juli 2021 is geregeld, is op 30 september in het Staatsblad geplaatst.

De per 1 juni 2020 ingevoerde partnerinkomenstoets blijft ook na 1 oktober van kracht. Als vervolg op de invoering van de partnerinkomenstoets bevat het nieuwe besluit de invoering van een (beperkte) vermogenstoets. Dat is een toets op beschikbare geldmiddelen. Het vermogen van de zelfstandige en zijn gezin wordt daardoor voor de toepassing van de Tozo niet langer volledig buiten beschouwing gelaten. Aanvankelijk zou deze vermogenstoets met ingang van 1 oktober 2020 gelden. Dat is, in verband met de strengere maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, uitgesteld tot 1 april 2021. De vermogenstoets is beperkt tot financiële vermogensbestanddelen waarvan de waarde eenvoudig in geld kan worden vastgesteld. Het betreft contant geld, banktegoeden, cryptovaluta en beleggingen bestaande uit aandelen, obligaties en opties. Schulden blijven bij de bepaling van de beschikbare geldmiddelen buiten beschouwing. De vermogensgrens is bepaald op een bedrag van € 46.520.

De verlenging van de regeling geldt voor zowel algemene bijstand voor levensonderhoud als bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. De zelfstandige ondernemer die in aanmerking wil komen voor de Tozo in de periode vanaf 1 oktober zal een nieuwe aanvraag moeten doen bij de gemeente. De mogelijkheid om met terugwerkende kracht bijstand aan te vragen wordt ten opzichte van Tozo 1 en 2 beperkt. Het is tot 1 december mogelijk om bijstand met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2020 aan te vragen. Daarna is het slechts mogelijk om bijstand met terugwerkende kracht tot de eerste van de kalendermaand waarin de aanvraag wordt ingediend aan te vragen.

De zelfstandige kan eenmalig een lening verkrijgen van maximaal € 10.157 tegen een rente van 2%. Is eerder een lening verkregen voor een lager bedrag, dan kan deze lening tot het maximum worden aangevuld. Een onder de Tozo verstrekte lening moet met ingang van 1 januari 2021 afgelost worden. Voor leningen die na 1 januari 2021 worden verstrekt, geldt dat de terugbetalingsplicht direct na verstrekking aanvangt.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 2020-126964, Staatsblad 2020 362 | 24-09-2020
Wijziging Besluit belasting- en invorderingsrente

Wijziging Besluit belasting- en invorderingsrente

De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit belasting- en invorderingsrente gewijzigd. Ten tijde van de totstandkoming van dit besluit was het uitgangspunt dat de belastingrente voor alle middelen per 1 oktober 2020 zou terugkeren naar de percentages zoals deze luidden voor de verlaging naar 0,01%. Voor de vennootschapsbelasting bedroeg dat percentage 8% en voor de overige belastingmiddelen 4%. De wijziging houdt in dat het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting kan worden vastgesteld op 4%. Met ingang van 1 oktober 2020 geldt dit percentage tot en met 31 december 2021.

Voor de invorderingsrente geldt op grond van de Verzamelspoedwet COVID-19 een verlaagd percentage van 0,01. Dit verlaagde percentage zou gelden tot 1 oktober 2020. De periode waarin dit percentage geldt is verlengd tot en met 31 december 2021.

Zowel voor de belasting- als de invorderingsrente is het uitgangspunt dat per 1 januari 2022 de oorspronkelijke percentages weer gaan gelden. Dat kan worden gerealiseerd bij Koninklijk Besluit.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2020-161445;Staatsblad 2020, nr. 355 | 29-09-2020
Verlenging termijn betalingsregeling belastingschulden

Verlenging termijn betalingsregeling belastingschulden

Tot 1 oktober 2020 konden ondernemers voor betalingsproblemen door de coronacrisis drie maanden bijzonder uitstel van betaling aanvragen voor belastingschulden. Tot en met 31 december 2020 kan verlenging van een eerder verleend bijzonder uitstel worden aangevraagd. De regeling voor bijzonder uitstel van betaling eindigt uiterlijk 31 december 2020. Na afloop kunnen ondernemers een terugbetalingsregeling treffen met de Belastingdienst. Aanvankelijk gold een terugbetaaltermijn van 24 maanden, ingaande op 1 januari 2021. De staatssecretaris van Financiën heeft besloten om de duur van de betalingsregeling voor de opgebouwde schuld te verruimen naar 36 maanden. De startdatum van de regeling wordt verschoven van 1 januari 2021 naar 1 juli 2021.

Tot en met 31 december 2021 bedraagt het tarief van de invorderingsrente 0,01%.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000181386 | 29-09-2020
Aanpassing NOW-1 en NOW-2

Aanpassing NOW-1 en NOW-2

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de eerste en tweede tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-1 en NOW-2) gewijzigd. Er is een herstelmogelijkheid opgenomen voor bedrijven die onderdeel zijn van een groep. In plaats van op het moment van de aanvraag om subsidieverlening hoeven zij pas op het moment van de vaststellingsaanvraag te voldoen aan de voorwaarden voor subsidievaststelling op het niveau van de werkmaatschappij. Die voorwaarden kunnen verhinderen dan een aanvraag voor subsidie op werkmaatschappijniveau wordt gedaan in plaats van op concernniveau. De aanleiding voor de herstelmogelijkheid is dat in een aantal gevallen bedrijven bij de aanvraag zich niet hebben gerealiseerd dat zij onderdeel zijn van een groep. Zonder de herstelmogelijkheid zou voor deze bedrijven subsidie niet mogelijk zijn.

De voor de NOW-1 geldende voorwaarde dat een aanvraag voor vaststelling van de subsidie op werkmaatschappijniveau alleen gedaan kan worden als de NOW-aanvraag is gedaan op of na 5 mei komt te vervallen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant 2020, nr. 50202, 2020-0000127109 | 29-09-2020