nov 25, 2021 | Sociale verzekeringen
De staatssecretaris van SZW heeft de premiepercentages voor de werknemersverzekeringen en het maximumpremieloon voor het jaar 2022 vastgesteld. Het maximumpremieloon bedraagt in 2022 € 59.706 op jaarbasis. In 2021 was dat € 58.311.
|
2022 |
2021 |
AOW |
17,90% |
17,90% |
Anw |
0,10% |
0,10% |
Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) – laag |
2,70% |
2,70%* |
Awf – hoog |
7,70% |
7,70%** |
Uitvoeringsfonds voor de overheid |
0,68% |
0,68% |
Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) – hoog |
7,05% |
7,03% |
Aof – laag (kleine werkgevers) |
5,49% |
n.v.t. |
Uniforme opslag kinderopvang |
0,50% |
0,50% |
*Exclusief tijdelijke verlaging per 1 augustus 2021
**In verband met coronacrisis buiten toepassing gelaten
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000165813, Staatscourant 2021, Nr. 46406 | 15-11-2021
nov 11, 2021 | Sociale verzekeringen
De staatssecretaris van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de AOW-leeftijd ook in het jaar 2027 67 jaar blijft. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. Het CBS gaat uit van een gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd van 20,93 in 2027 en van 21,62 in 2033. Op grond van deze resterende levensverwachting wordt de AOW-leeftijd niet verhoogd. Dat geldt ook voor de aanvangsleeftijd van de AOW-verzekering. Deze blijft in 2027 17 jaar.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000168679 | 04-11-2021
okt 28, 2021 | Sociale verzekeringen
De staatssecretaris van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 gepubliceerd. Ten opzichte van de sinds 1 juli 2021 geldende bedragen zijn deze met 1,41% verhoogd. Uitgaande van een voltijds dienstverband gelden de volgende bedragen.
Leeftijd |
Percentage |
Per maand |
Per week |
Per dag |
21 jaar en ouder |
100 |
€ 1.725,00 |
€ 398,10 |
€ 79,62 |
20 jaar |
80 |
€ 1.380,00 |
€ 318,50 |
€ 63,70 |
19 jaar |
60 |
€ 1.035,00 |
€ 238,85 |
€ 47,77 |
18 jaar |
50 |
€ 862,50 |
€ 199,05 |
€ 39,81 |
17 jaar |
39,5 |
€ 681,40 |
€ 157,25 |
€ 31,45 |
16 jaar |
34,5 |
€ 595,15 |
€ 137,35 |
€ 27,47 |
15 jaar |
30 |
€ 517,50 |
€ 119,45 |
€ 23,89 |
Voor werknemers in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende staffels en bedragen.
Leeftijd |
Percentage bbl |
Per maand |
Per week |
Per dag |
20 jaar |
61,5 |
€ 1.060,90 |
€ 244,85 |
€ 48,97 |
19 jaar |
52,5 |
€ 905,65 |
€ 209,00 |
€ 41,80 |
18 jaar |
45,5 |
€ 784,90 |
€ 181,15 |
€ 36,23 |
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | nr. 2021-0000161578, Staatscourant 2021, Nr. 44177 Fri, 22 Oct 2021 00:00:00 +0100
okt 14, 2021 | Sociale verzekeringen
Per 1oktober 2021 is het steun- en herstelpakket in verband met de coronacrisis beëindigd. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is onderdeel van het steun- en herstelpakket. Hoewel het aantal Tozo-gerechtigden is gedaald, doet naar verwachting een aanzienlijk deel van deze zelfstandigen in oktober 2021 een beroep op bijstand voor zelfstandigen. Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen wordt daarom gewijzigd om problemen bij de uitvoering van de bijstand te voorkomen.
Een van de wijzigingen is de invoering van de tijdelijke mogelijkheid om bijstand met terugwerkende kracht aan te vragen. Deze mogelijkheid geldt voor zover de aanvraag betrekking heeft op het vierde kwartaal van 2021. Daarnaast wordt voor deze periode het vermogen van nieuw instromende zelfstandigen buiten beschouwing gelaten. Dat geldt niet voor de toets op de levensvatbaarheid van het bedrijf. Met het einde van het steunpakket wil de regering niet langer het risico lopen om niet-levensvatbare bedrijven overeind te houden. Voor zelfstandigen die tijdens het vierde kwartaal 2021 nieuw instromen in de bijstand geldt niet de gebruikelijke systematiek van vaststelling van het inkomen per boekjaar, maar per kalendermaand.
Ten slotte krijgt de minister van SZW de bevoegdheid om, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de Tozo bij ministeriële regeling snel te kunnen herinvoeren.
Met ingang van 1 januari 2022 wordt het Besluit bijstandverlening zelfstandigen weer onverkort uitgevoerd.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000146631, Staatsblad 2021, 438 | 27-09-2021
aug 5, 2021 | Sociale verzekeringen
De werkgever is sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 in beginsel verplicht om bij de beëindiging van een dienstverband op zijn initiatief een transitievergoeding te betalen. Dat geldt ook voor dienstverbanden van langdurig arbeidsongeschikte werknemers voor wie op de werkgever geen loonbetalingsverplichting meer rust. Sinds 1 april 2020 is een compensatieregeling van kracht voor transitievergoedingen die de werkgever heeft betaald bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Let op: de compensatieregeling is niet van toepassing als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden voordat de wachttijd is verstreken. De wachttijd bedraagt ten minste twee jaar.
De rechtbank heeft het verzoek van een werkgever om compensatie voor de betaalde transitievergoeding bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werkneemster afgewezen. Op het tijdstip waarop partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd was de wachttijd nog niet verstreken. De rechtbank merkte op dat het feit dat vanwege de ernstige gezondheidssituatie van de ex-werkneemster is gekozen voor een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen reden is om van de duidelijke tekst van de wet af te wijken.
Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBROT20217057, ROT 20/6471 | 27-07-2021
jul 22, 2021 | Sociale verzekeringen
Naast de verplichting om het loon door te betalen van zieke werknemers hebben werkgevers de verplichting om de werknemer te re-integreren. In eerste instantie is re-integratie gericht op terugkeer binnen het eigen bedrijf. Als dat niet lukt, moet onderzocht worden of de werknemer bij een andere werkgever het werk kan hervatten. Het kabinet heeft besloten kleine werkgevers tegemoet te komen in de kosten van loondoorbetaling. Dat is mogelijk gemaakt door een wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarmee wordt voorzien in differentiatie naar grootte van werkgever bij de premieheffing voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). De minister van SZW heeft een besluit tot wijziging van het besluit Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en het besluit structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) gepubliceerd. Het besluit regelt de uitwerking van de hiervoor genoemde wijziging van de Wfsv. De inwerkingtreding van de gedifferentieerde premieheffing is voorzien per 1 januari 2022. In het wijzigingsbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen kleine werkgevers en middelgrote en grote werkgevers. De loonsom van een kleine werkgever bedraagt maximaal 25 keer het gemiddelde premieplichtige loon. In het besluit wordt verder bepaald hoe voor de bepaling van de grootte omgegaan moet worden met een overgang van onderneming. De systematiek voor de Werkhervattingskas (Whk) wordt aangepast zodat er voor de premievaststelling Whk en Aof dezelfde definities van kleine werkgevers gelden. Dat betekent dat ook voor de Whk de grens tussen kleine werkgever en middelgrote werkgever wordt gelegd bij een premieplichtige loonsom tot en met 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon.
Voor kleine werkgevers worden de WGA- en ZW-premie per sector vastgesteld. Voor middelgrote werkgevers worden de WGA- en ZW-premiecomponenten gedeeltelijk per sector en gedeeltelijk individueel vastgesteld. Voor grote werkgevers worden de WGA- en ZW-premiecomponenten volledig individueel vastgesteld.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000074363; Staatsblad 2021, 340 | 06-07-2021