Geen bouwdepot maar spaarrekening

Geen bouwdepot maar spaarrekening

Hof Den Bosch heeft in een procedure over een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 geoordeeld dat het saldo op een spaarrekening een bezitting is voor de rendementsgrondslag van box 3. De belanghebbende in de procedure meende dat het saldo niet als bezitting kon worden aangemerkt omdat het bestemd was voor de afbouw van de eigen woning in aanbouw. De belanghebbende meende dat hij vanwege de bestemming niet vrij over het saldo kon beschikken. Het geld stond enkel nog op de spaarrekening omdat de bouw was vertraagd.

De woning in aanbouw gold op 1 januari 2017 als eigen woning voor de belanghebbende. Voor zover op 1 januari 2017 bouwtermijnen vervallen waren, die nog niet waren betaald, vormden deze een schuld, die behoorde bij de eigen woning. Een dergelijke schuld valt in box 1 en behoort niet tot de rendementsgrondslag van box 3. Op 1 januari 2017 nog niet vervallen bouwtermijnen vormden geen schuld in de zin van de Wet IB 2001. Van een bouwdepot was geen sprake. De belanghebbende heeft het geld, dat bestemd was voor de aannemer, verkregen door de verkoop van een andere woning en niet door het afsluiten van een hypotheek. Het hof vond niet aannemelijk dat de belanghebbende niet vrij over de spaarrekening zou kunnen beschikken.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de hofuitspraak zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241381, 23/02160 | 03-10-2024
Minimumloon per 1 januari 2025

Minimumloon per 1 januari 2025

De minister van SZW heeft het minimumuurloon per 1 januari 2025 vastgesteld op € 14,06. Het referentiemaandloon, dat wordt gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van diverse uitkeringen, bedraagt per 1 januari 2025 bruto € 2.191,80.

Voor het minimum(jeugd)loon gelden de volgende bedragen:

Leeftijd

Staffeling

Per uur

 21 jaar en ouder

 100,0%

 € 14,06

 20 jaar

 80,0%

 € 11,25

 19 jaar

 60,0%

 € 8,44

 18 jaar

 50,0%

 € 7,03

 17 jaar

 39,5%

 € 5,55

 16 jaar

 34,5%

 € 4,85

 15 jaar

 30,0%

 € 4,22

Voor jongeren, die werken in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), gelden afwijkende bedragen voor bepaalde leeftijden, zie onderstaande tabel.

Leeftijd

Staffeling

Per uur

 20 jaar

 61,5%

 € 8,65

 19 jaar

 52,5%

 € 7,38

 18 jaar

 45,5%

 € 6,40

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2024-0000675332 | 09-10-2024
Loonkostenvoordelen

Loonkostenvoordelen

Het lage-inkomensvoordeel (LIV) vervalt per 1 januari 2025. Het loonkostenvoordeel (LKV) voor oudere werknemers wordt voor dienstbetrekkingen, die zijn begonnen op of na 1 januari 2024, in 2025 verlaagd. Per 1 januari 2026 wordt dit LKV afgeschaft. De vrijgekomen middelen worden gebruikt voor het structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak. Vanaf 2025 worden de criteria verruimd van het LKV voor het herplaatsen van een werknemer met een arbeidshandicap. Daardoor komen werkgevers in meer gevallen in aanmerking voor dit LKV.

Bron: Overig | publicatie | 14-10-2024
Indexatie 2025 kinderopvangtoeslag

Indexatie 2025 kinderopvangtoeslag

De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit kinderopvangtoeslag gewijzigd in verband met de indexatie per 1 januari 2025. De maximum uurprijzen voor het jaar 2025 zijn:

  • voor de dagopvang € 10,71;
  • voor de buitenschoolse opvang € 9,52; en
  • voor de gastouderopvang € 8,10.

De kinderopvangtoeslag is een percentage van de maximum uurprijs van de opvang van het kind. De hoogte van de kinderopvangtoeslag daalt met het stijgen van het inkomen. Voor de toeslag voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind geldt vanaf een bepaald inkomen een vaste voet van 33,3% van de maximum uurprijs. Dat inkomen wordt verhoogd van € 138.890 in 2024 naar € 159.225 in 2025.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatsblad 2024, 273; 2024-0000190325 | 01-10-2024
Nota van wijziging wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

Nota van wijziging wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

Preferente aandelen kwalificeren alleen voor de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang (DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) wanneer zij zijn uitgegeven in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging. Daarvan is sprake als is voldaan aan specifieke voorwaarden, die in de wet zijn vastgelegd. Het begrip preferente aandelen is opgenomen in de wetgeving voor de DSR ab en de BOR, maar is niet eenduidig. In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 wordt voorgesteld om preferente aandelen in de wet te definiëren als aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten.

Er zijn ook aandelen die zowel kenmerken van preferente aandelen hebben als kenmerken van gewone aandelen. Voor de toepassing van de DSR ab en de BOR worden dergelijke hybride aandelen met ingang van 1 januari 2026 voor een deel aangemerkt als preferent en voor een deel als niet-preferent. De waarde van het preferente deel wordt uitgezonderd van de grondslag voor de DSR ab en de BOR, tenzij het preferente deel van het aandeel is ontstaan en wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.

De aangepaste definitie van preferente aandelen geldt enkel voor bedrijfsopvolgingen die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36610 | 02-10-2024