aug 27, 2020 | Omzetbelasting
Omzetbelasting wordt berekend over de vergoeding. Dat is het totale bedrag dat voor een levering of een dienst in rekening wordt gebracht. Tot de vergoeding behoren niet de ten behoeve van de afnemer betaalde uitschotten van belastingen en heffingen. Dat betekent dat over deze voor de afnemer betaalde bedragen geen omzetbelasting behoeft te worden berekend. De bewijslast dat sprake is van een uitsluiting van de vergoeding rust op de ondernemer die zich daarop beroept.
Zuiveringsheffing is een belasting die waterschappen in rekening brengen voor de afvoer van water. In de Waterschapswet is bepaald dat de aanslag zuiveringsheffing wordt opgelegd aan degene die een woon- of bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik ter beschikking stelt. De wet geeft deze persoon de bevoegdheid om de heffing te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld. Deze verhaalsmogelijkheid geldt onder andere voor exploitanten van recreatieparken.
In een procedure was in geschil of de doorbelasting van zuiveringsheffing door een exploitant van een aantal recreatieparken was uitgezonderd van de vergoeding voor de berekening van de omzetbelasting. De exploitant vermeldde de zuiveringsheffing als aparte post op zijn facturen. In de overeenkomsten met de parkrecreanten was afgesproken dat de zuiveringsheffing voor hun rekening kwam. De exploitant berekende de doorbelasting op een andere manier dan het waterschap
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden was door de afwijkende berekeningsmethodiek geen sprake van verhaal van de zuiveringsheffing als zodanig. Het zou moeten gaan om het aandeel dat de parkrecreant, als de aanslag aan hem zou zijn opgelegd, had moeten betalen. Aan die voorwaarde is niet voldaan. De exploitant had over de doorberekening van zuiveringsheffing omzetbelasting in rekening moeten brengen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20205725, 19/00804 t/m 19/00807 | 27-07-2020
aug 27, 2020 | Autobelastingen
In een arrest uit 2017 over de heffing van bpm bij invoer van een gebruikte kampeerauto heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de afschrijving op een kampeerauto veel lager is dan op een gesloten bestelauto. Dat wordt mede veroorzaakt door het beperkte gebruik dat doorgaans van een kampeerauto wordt gemaakt.
Onder verwijzing naar dit arrest heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat de Belastingdienst terecht een naheffingsaanslag bpm heeft opgelegd in een geval waarin de afschrijving van een gebruikte kampeerauto in de aangifte bpm was vastgesteld overeenkomstig die van de bestelauto waarop de kampeerauto was gebaseerd.
Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20202223, 19/00406 | 15-07-2020
aug 27, 2020 | Arbeidsrecht
De werkgever is verplicht uiterlijk een maand voor het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een duur van zes maanden of langer schriftelijk te laten weten of hij de arbeidsovereenkomst daarna wil voortzetten en zo ja, onder welke voorwaarden. Het schriftelijkheidsvereiste van deze aanzegverplichting is van dwingend recht. Dat betekent dat daarvan niet mag worden afgeweken. Een werkgever, die mondeling heeft medegedeeld de arbeidsovereenkomst te willen verlengen, voldoet daarmee niet aan de aanzegverplichting.
De werkgever, die de aanzegverplichting in het geheel niet is nagekomen, is aan de werknemer een vergoeding verschuldigd ter grootte van een maandloon. Ingeval te laat is aangezegd, is de werkgever een vergoeding naar rato verschuldigd.
De arbeidsovereenkomst van een werknemer had een duur van zes maanden en liep tot 1 mei 2020. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2020 voortgezet. Volgens de werkgever waren partijen al op 30 maart 2020 mondeling een verlenging per 1 mei 2020 overeengekomen. De werknemer heeft na 1 mei meerdere dagen gewerkt. Op 6 en 9 mei 2020 heeft de werkgever de werknemer gevraagd om een brief gedateerd 29 april 2020 te ondertekenen. In die brief bevestigde de werkgever dat hij de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 op gelijke voorwaarden wenste voort te zetten voor de duur van drie maanden. Nadat de werknemer heeft geweigerd de brief te ondertekenen, heeft de werkgever hem naar huis gestuurd. De werkgever voerde aan dat hij, weliswaar te laat, aan de aanzegverplichting heeft voldaan door de werknemer op 29 april 2020 een brief te overhandigen waarin hij bevestigt de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 op gelijke voorwaarden te willen voortzetten. De werknemer ontkende de brief op 29 april te hebben ontvangen. Volgens de werknemer is de brief hem pas op 6 mei 2020 overhandigd. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de aanzegvergoeding, ter grootte van een maandsalaris.
Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBROT20206769, 8605272 VZ VERZ 20-12647 | 03-08-2020
aug 27, 2020 | Omzetbelasting
In de Wet op de omzetbelasting is bepaald dat wie op een factuur omzetbelasting vermeldt, die hij op grond van andere wetsbepalingen niet verschuldigd is, de op de factuur vermelde belasting verschuldigd wordt. De wetsbepaling is gebaseerd op de btw-richtlijn. Volgens de btw-richtlijn is de belasting verschuldigd door degene die de belasting op de factuur vermeldt.
Om een einde te maken aan geschillen over de nakoming van de verplichtingen uit een overeenkomst tot levering van een IT-platform en het verrichten van bijbehorende diensten sloten partijen een vaststellingsovereenkomst. Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was de oorspronkelijke overeenkomst ontbonden. De leverancier moest op grond van de vaststellingsovereenkomst aan de opdrachtgever € 6,9 miljoen betalen. Dat bedrag bestond uit terugbetaling van € 4,4 miljoen inclusief btw aan voldane vergoedingen en uit een schadevergoeding van € 2,5 miljoen. De leverancier heeft een creditfactuur uitgereikt, waarin omzetbelasting is opgenomen in de terugbetaling en de schadevergoeding.
De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op aan de opdrachtgever voor in de schadevergoeding begrepen omzetbelasting. Volgens de Belastingdienst was de opdrachtgever deze omzetbelasting verschuldigd omdat hij als de opsteller van de factuur moest worden beschouwd. De rechtbank deelt deze opvatting niet. In de vaststellingsovereenkomst is geen bepaling opgenomen over het uitreiken van een factuur. De Belastingdienst heeft niet aannemelijk gemaakt dat de opdrachtgever wilde dat voor de schadevergoeding een factuur zou worden uitgereikt en dat hij het opmaken van die factuur zou hebben gedelegeerd aan de leverancier. Dat kan ook niet uit de ontvangst van de factuur worden afgeleid. De leverancier heeft op eigen initiatief de factuur opgesteld en uitgereikt. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag vernietigd.
Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20204033, AWB 19/548 | 10-08-2020
aug 27, 2020 | Corona update
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is de opvolger van de Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS). De TVL heeft dezelfde doelgroep als de TOGS. Voorwaarde voor de TVL is een omzetverlies van 30% of meer en een bedrag aan vaste lasten van ten minste € 4.000. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet in de subsidieperiode te vergelijken met dezelfde periode in 2019. De TVL compenseert maximaal 50% van de vaste lasten en bedraagt minimaal € 1.000 en maximaal € 50.000.
Volgens de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl) kunnen intermediairs vanaf 1 september 2020 een aanvraag voor de TVL indienen voor ondernemers. De ondernemer moet zijn intermediair wel machtigen met behulp van eHerkenning. Aanvragen van de TVL gaat digitaal via mijn.rvo.nl. Dit kan tot en met 30 oktober 2020 17.00 uur. Voor de aanvraag is eHerkenning niveau 1 (of hoger) of DigiD nodig.
Bron: Ministerie van Economische Zaken | publicatie | 20-08-2020