Nieuwe groepsregeling vennootschapsbelasting

Nieuwe groepsregeling vennootschapsbelasting

Uitgangspunt in de vennootschapsbelasting is dat iedere belastingplichtige zelfstandig in de heffing wordt betrokken. Er geldt een uitzondering voor de fiscale eenheid, waarbij de samenstellende delen van een groep worden behandeld als één belastingplichtige. Bij de behandeling van de Wet spoedreparatie fiscale eenheid is aangegeven dat de huidige regeling van de fiscale eenheid onder druk staat en op termijn moet worden opgevolgd door een groepsregeling die toekomstbestendig is.

De staatssecretaris van Financiën heeft een hoofdlijnenbrief gestuurd naar de Tweede Kamer met een schets van de beoogde toekomstige groepsregeling. Voor deze nieuwe regeling geldt een aantal randvoorwaarden. De regeling moet juridisch bestendig zijn, lang mee kunnen gaan, niet vatbaar zijn voor misbruik en geen budgettaire risico’s opleveren.

De nieuwe groepsregeling moet in ieder geval verliesverrekening binnen de groep mogelijk maken. De vermogens- en werkzaamhedentoerekening van de huidige fiscale-eenheidsregeling zal niet terugkeren in de nieuwe groepsregeling. De huidige eisen die gelden voor het kunnen aangaan van een fiscale eenheid blijven zoveel mogelijk in stand. Het gaat om de bezitseis, de rechtsvorm, de vestigingsplaats, gelijke boekjaren en gelijke stelsels van winstbepaling. Ook de beëindiging van een fiscale groep zal zo mogelijk vergelijkbaar zijn met de huidige regeling.

De keuze zou gemaakt kunnen worden om een nieuwe groepsregeling verplicht van toepassing te laten zijn als aan de voorwaarden voor vorming van een fiscale groep wordt voldaan. De voorkeur gaat er echter naar uit om de groepsregeling slechts op verzoek van toepassing te laten zijn.

De vraag is of er vrijheid moet zijn ten aanzien van de bestaansperiode van de fiscale groep of dat een groep in principe voor een bepaalde periode wordt aangegaan. Per variant zal, met het oog op de eenvoud van regelgeving en uitvoering, onderzocht moeten worden wat mogelijk is.

Berekening belastbaar bedrag per groepslichaam

Uitgangspunt in een nieuwe groepsregeling is dat ieder groepslid zijn eigen belastbare winst en belastbare bedrag berekent. Bij een systeem van verliesoverdracht wordt ook de te betalen belasting op het niveau van het groepslid berekend. Dit houdt in dat ieder lid het tariefopstapje toepast. Bij het systeem van resultatenpooling is dat niet het geval. Door in een nieuwe groepsregeling aan te sluiten bij het belastbare bedrag of een eigen aangifte van een groepslid, wordt de groepsregeling veel eenvoudiger dan het huidige fiscale-eenheidsregime.

Bij de totstandkoming van een nieuwe groepsregeling moet een afweging worden gemaakt of diverse bestaande regelingen op het niveau van de groep worden toegepast of op het niveau van iedere vennootschap. Het toepassen van fiscale regelingen op groepsniveau heeft EU-rechtelijke risico’s. Voorgesteld wordt om bij de keuze voor een nieuwe groepsregeling alle bepalingen in de Wet Vpb consequent toe te passen op de afzonderlijke vennootschappen.

Voorkomen dubbele verliesneming

Wat betreft de liquidatieverliesregeling moet worden geregeld dat dubbele verliesneming wordt voorkomen. Dat geldt ook voor afwaarderingsverliezen op vorderingen op een verlieslatend groepslichaam.

Volgorde verliesverrekening

In een nieuwe groepsregeling moet ieder groepslid eerst zijn eigen belastbare bedrag berekenen. Dat is de in een jaar genoten belastbare winst, verminderd met de verrekenbare verliezen van de vennootschap. Vervolgens kan een verlies van een groepslid uitsluitend in het jaar waarin het is ontstaan worden verrekend met de winst van één of meer andere groepsleden van dat jaar.

Verliesoverdrachtregeling

Bij een systeem met verliesoverdracht doet elk groepslid zelfstandig aangifte voor de vennootschapsbelasting en wordt aan ieder lid een afzonderlijke aanslag opgelegd. Tegen alle aanslagen en andere beschikkingen staat bezwaar en beroep open. Dat kan leiden tot een langdurige vertraging van de verliesoverdracht. Wellicht is verliesoverdracht al mogelijk voordat de verliezen onherroepelijk vaststaan.

Resultatenpooling

Bij een systeem van resultatenpooling berekent ieder groepslid zelfstandig het belastbare bedrag en stelt een eigen (deel)aangifte op. In de groepsaangifte worden de belastbare bedragen van alle groepsleden verantwoord en met elkaar gesaldeerd. Bij de berekening van de verschuldigde belasting wordt het tariefopstapje één keer toegepast. Aan de groep wordt één aanslag vennootschapsbelasting opgelegd. De verschuldigde vennootschapsbelasting wordt namens de fiscale groep door het groepshoofd betaald. Omdat de aangiften van alle groepsleden in één keer worden ingediend loopt de aanslagregeling geen vertraging op.

Interne-reorganisatiefaciliteit

Door het vervallen van de fiscale vermogensconsolidatie kunnen transacties binnen de groep fiscaal niet langer geruisloos plaatsvinden. De vraag is of er een extra reorganisatiefaciliteit moet worden ingevoerd in de nieuwe groepsregeling of dat bestaande faciliteiten, zoals de fusie- en splitsingsfaciliteiten, volstaan. Een groepsregeling zonder een nieuwe extra reorganisatiefaciliteit leidt in principe tot minder complexiteit.

Overgangsrecht

Bij iedere variant van een groepsregeling zal ook overgangsrecht moeten worden geregeld. Dat kan pas worden vormgegeven nadat de keuze voor een nieuwe groepsregeling is gemaakt.

Bron: Ministerie van Financiën | 2020-0000168588 Tue, 15 Sep 2020 00:00:00 +0100
Denk aan de herziening aftrek voorbelasting

Denk aan de herziening aftrek voorbelasting

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bron: Overig | publicatie | 14-10-2020
Aanpassingen in vennootschapsbelasting

Aanpassingen in vennootschapsbelasting

Dit voorjaar heeft de Adviescommissie belastingheffing van multinationals een rapport uitgebracht. Naar aanleiding daarvan komt het kabinet met wetgeving om twee door de commissie voorgestelde maatregelen per 1 januari 2022 in werking te laten treden. De eerste maatregel beperkt de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting boven een bedrag van € 1 miljoen tot maximaal 50% van de belastbare winst. Daar staat tegenover dat de mogelijkheid om verliezen te verrekenen met latere winsten in de tijd onbeperkt wordt. De huidige termijn van zes jaar vervalt daarmee. Deze wijziging is inmiddels via een nota van wijziging opgenomen in het Belastingplan 2021.

De tweede maatregel zal in het voorjaar van 2021 in een afzonderlijk wetsvoorstel worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze maatregel houdt in dat het arm’s-lengthbeginsel effectief niet langer wordt toegepast in de situatie waarin dit zou leiden tot een verlaging van de belastbare winst in Nederland terwijl het andere land dat bij de transactie is betrokken de corresponderende correctie niet of voor een lager bedrag in haar belastinggrondslag betrekt.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000169545 | 14-09-2020
Bedragen NHG 2021 bekend

Bedragen NHG 2021 bekend

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de bedragen voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) voor het jaar 2021 bekendgemaakt. De premie die voor de garantie betaald moet worden, bedraagt evenals in 2020 0,7% van de hypotheeklening. Om voor de NHG in aanmerking te komen geldt een bovengrens van € 325.000. Wanneer aanvullende energiebesparende voorzieningen worden meegefinancierd bedraagt de bovengrens € 344.500. In 2020 waren deze bedragen € 310.000 zonder energiebesparende voorzieningen en € 328.600 met energiebesparende voorzieningen.

Bron: Overig | publicatie | 2020-0000557420 | 23-09-2020
Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)

Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)

Via de tweede nota van wijziging wordt de eerder aangekondigde Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) opgenomen in het Belastingplan 2021. De contouren van deze regeling heeft de staatssecretaris eerder in een brief aan de Tweede Kamer geschetst. De verwachting is dat de BIK na 31 december 2022 niet meer nodig is omdat de economische crisis dan voorbij is. Vanaf 1 januari 2023 zal de budgettaire ruimte worden gebruikt voor een andere maatregel om de werkgeverskosten te verlagen.

De BIK is een afdrachtvermindering in de loonheffing en komt qua systematiek overeen met de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Deze vormgeving heeft als voordeel dat de tegemoetkoming ook ten gunste komt van werkgevers die geen winst maken. Omdat de BIK gericht is op het mkb, krijgen kleinere investeringen tot en met € 5 miljoen per kalenderjaar een afdrachtvermindering van 3% van het investeringsbedrag. Voor het investeringsbedrag boven € 5 miljoen bedraagt de afdrachtvermindering 2,44% van het investeringsbedrag. Hierdoor komt circa 60% van de BIK-afdrachtvermindering terecht bij het mkb.

De BIK is alleen van toepassing op nieuwe bedrijfsmiddelen. De minimale investering per bedrijfsmiddel bedraagt € 1.500. Per aanvraag geldt een minimumbedrag van € 20.000. Een aanvraag voor de BIK wordt gedaan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een bedrijf kan maximaal één keer per kwartaal een aanvraag doen. De BIK is van toepassing op investeringen waartoe de beslissing is genomen op of na 1 oktober 2020, die in 2021 of 2022 worden betaald en binnen zes maanden na die betaling in gebruik zijn genomen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000186032 | 04-10-2020