Leaseauto was arbeidsvoorwaarde

Leaseauto was arbeidsvoorwaarde

Bij de beantwoording van de vraag of tussen een werkgever en een werknemer een arbeidsvoorwaarde is ontstaan, komt het aan op de betekenis die partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en de betekenis die zij in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. Van belang kunnen zijn de inhoud van de gedragslijn, de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie van partijen, de duur van de door de werkgever gevolgde gedragslijn en de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien.

Een procedure voor de kantonrechter had betrekking op de vraag of een leaseauto voor een werknemer een arbeidsvoorwaarde was. De werknemer had vanaf zijn indiensttreding in 2008 de beschikking over een leaseauto. De regeling van de werkgever maakte op dat moment onderscheid tussen functionele en arbeidsvoorwaardelijke leaseauto’s. De functie van de werknemer was door de werkgever als ambulant aangemerkt. Op grond daarvan kwam hij in aanmerking voor een functionele leaseauto. Per 1 november 2018 hanteerde de werkgever een nieuw mobiliteitsbeleid en werden geen arbeidsrechtelijke leaseauto’s meer toegekend. In dat kader heeft de werkgever opnieuw vastgesteld wat ambulante functies zijn. De functie van de werknemer werd niet langer als ambulant aangemerkt. Na het einde van zijn lopende leasecontract meende de werknemer in aanmerking te blijven komen voor een leaseauto.

Volgens de kantonrechter kwalificeerde de terbeschikkingstelling van een leaseauto als een arbeidsvoorwaarde. De werkgever onderbouwde zijn stelling, dat de functie van de werknemer aanvankelijk ambulant was, niet. De werknemer voerde aan dat hij slechts zelden klanten bezocht. De kantonrechter nam als vaststaand aan dat aan de werknemer een leaseauto ter beschikking is gesteld terwijl hij feitelijk nooit heeft voldaan aan de daarvoor in de leaseregeling gestelde eisen. De verstrekking van de leaseauto vormde een wezenlijk onderdeel van de voordelen die voor de werknemer uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiden, gezien het toestaan van privégebruik en het beschikken over een tankpas van de werkgever waarmee hij ook de kosten van brandstof voor het privégebruik van de leaseauto mocht betalen. De werknemer mocht er op vertrouwen dat hij gedurende de resterende tijd van de arbeidsovereenkomst recht zou hebben op een leaseauto. Voor zover niet al van aanvang af sprake is geweest van een arbeidsvoorwaarde, is dat door het tijdsverloop het geval geworden.

Zowel in de arbeidsovereenkomst als in de leaseregeling was een beding tot eenzijdige wijziging opgenomen. Wegens het ontbreken van voldoende zwaarwegende belangen mocht de werkgever zich niet op dat beding beroepen. Het streven van de werkgever naar minder en duurzamere reisbewegingen woog niet op tegen het financiële belang van de werknemer bij de terbeschikkingstelling van een leaseauto.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20205770, 8498875 UC EXPL 20-3557 JH/1050 | 22-12-2020
Motie wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Motie wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

De Eerste Kamer heeft op 19 januari 2021 een motie over het keuzerecht voor een bedrag ineens aangenomen. Het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen is een week eerder door de Eerste Kamer aangenomen. In de motie wordt de regering gevraagd om de invoering van het bedrag ineens uit te stellen tot 1 januari 2023 en om duidelijk te maken wat het keuzerecht inhoudt. Verder wordt de regering gevraagd om de regeling aan te passen als dat nodig mocht zijn om ongewenste effecten te voorkomen. Een voorbeeld van een aanpassing is het maken van een uitzondering voor het bedrag ineens op de huurtoeslag. Gedurende het uitstel kan worden gezocht naar een minder ingewikkelde uitvoering van de regeling.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 35 555 | 18-01-2021
Uitzonderingen vermogenstoets toeslagregelingen

Uitzonderingen vermogenstoets toeslagregelingen

Voor enkele toeslagregelingen gelden vermogenstoetsen. Het gaat om de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Boven een bepaald vermogen komen mensen niet in aanmerking voor toekenning van een toeslag. In een ministeriële regeling zijn twee uitzonderingen op de vermogenstoets voor toeslagregelingen vastgelegd. Het gaat om de toename van het vermogen in box 3 als gevolg van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag en om de coronazorgbonus.

Met deze uitzonderingen moet het verlies van de aanspraak op een of meerdere toeslagen voor belanghebbenden die afhankelijk zijn van inkomensondersteuning worden voorkomen.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2020-0000246492, Staatscourant 2020, Nr. 66571 | 30-12-2020
Verlenging afspraken grensarbeiders

Verlenging afspraken grensarbeiders

De staatssecretaris van Financiën heeft meegedeeld dat met Duitsland overeenstemming is bereikt over verlenging van de afspraken over de behandeling van grensarbeiders in de context van de coronacrisis. De afspraken betreffen de behandeling van thuiswerkdagen als in het werkland gewerkte dagen en een tijdelijke vrijstelling in Nederland van enkele Duitse socialezekerheidsuitkeringen. De verlenging van de afspraken loopt tot en met 31 maart 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatscourant 2020, nr. 66222 | 30-12-2020
Pilot webmodule DBA gestart

Pilot webmodule DBA gestart

De pilot van de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie (WBA) is op 11 januari 2021 van start gegaan. Door het invullen van een vragenlijst wordt duidelijk of voor bepaalde werkzaamheden een zelfstandige kan worden ingehuurd of dat deze in een dienstverband moeten worden uitgevoerd.

In de pilotfase is de module te vinden op de website van het Ondernemersplein. Deelname is vrijwillig. De vragenlijst kan anoniem worden ingevuld. In de zomer zal worden geëvalueerd of de webmodule definitief zal worden ingezet. De opgeschorte handhaving van de regels van het arbeidsrecht zal op zijn vroegst per 1 oktober 2021 ter hand worden genomen door de Belastingdienst en de Inspectie SZW.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 10-01-2021