Omzetbelasting over privégebruik

Omzetbelasting over privégebruik

Voor de omzetbelasting is het privégebruik van een tot het bedrijf behorend goed gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, wanneer voor dit goed recht op aftrek van de belasting is ontstaan. Deze gelijkstelling aan een dienst onder bezwarende titel heeft als doel de ondernemer en de eindverbruiker gelijk te behandelen. De vergoeding voor het privégebruik wordt gesteld op de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven.

De Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd aan de eigenaar van een recreatiewoning in verband met het privégebruik van de woning. De woning is door de eigenaar bij de aanschaf volledig voor bedrijfsdoeleinden bestemd, waardoor de omzetbelasting geheel in aftrek kon worden gebracht. De eigenaar heeft een beheer- en verhuurovereenkomst met een exploitant gesloten. De Belastingdienst berekende de omzetbelasting over het privégebruik door uitgaven in een jaar naar rato van de nachten voor eigen gebruik en het totale aantal gebruiksnachten van de recreatiewoning te verdelen. De Hoge Raad is van oordeel dat deze toerekening niet correct is.

De in de beheer- en verhuurovereenkomst gemaakte afspraken komen erop neer dat de recreatiewoning op zodanige wijze beschikbaar is gesteld aan de exploitant dat de eigenaar buiten de perioden waarin hij de recreatiewoning voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden, niet op elk moment naar eigen goeddunken kon beschikken over de recreatiewoning. Daarom kunnen de perioden van het jaar waarin de recreatiewoning aan de exploitant met het oog op verhuur ter beschikking stond, maar niet werd gebruikt, niet ook worden aangemerkt als perioden waarin de recreatiewoning aan de eigenaar voor privédoeleinden ter beschikking stond.

Volgens de Hoge Raad zijn voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting over het privégebruik alleen de nachten waarin de eigenaar de recreatiewoning daadwerkelijk voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden van belang. Dat betekent dat deze nachten moeten worden afgezet tegen alle nachten van het jaar. De Hoge Raad heeft de naheffingsaanslagen dienovereenkomstig verlaagd.

Anders dan de eigenaar bepleitte is ter zake van het gebruik voor privédoeleinden niet het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing. Volgens de Hoge Raad valt het privégebruik van een ondernemingsgoed niet in de categorie “verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden”.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022438, 19/05929 | 24-03-2022
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid vormt geen loon

Uitkering bij arbeidsongeschiktheid vormt geen loon

In een arrest uit 1983 heeft de Hoge Raad bepaald dat door een werkgever aan een werknemer betaalde vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht in het algemeen niet als loon worden aangemerkt. In een recent arrest legt de Hoge Raad uit dat een vergoeding van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht wel als loon wordt aangemerkt indien en voor zover de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit. Wanneer de werkgever niet zo’n hogere vergoeding aan die erkenning verbindt, brengt de vastlegging in de arbeidsovereenkomst materieel geen verandering in de rechten die de werknemer als gevolg van het ongeval heeft. Dan is er ook geen reden om over de belastbaarheid van de vergoeding anders te oordelen dan in het geval van de werknemer ten aanzien van wie in de arbeidsovereenkomst niets is geregeld. Zijn bij of krachtens de arbeidsovereenkomst geen hogere vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht voorzien dan bepaald worden door de op de werkgever rustende aansprakelijkheid, dan doet de uitzondering niet voor en vormt de vergoeding geen loon.

De Hoge Raad heeft een andersluidende uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, omdat deze berust op een onjuiste rechtsopvatting. Na verwijzing zal Hof Den Bosch moeten onderzoeken of de in de cao van de werkgever opgenomen verplichtingen ter zake van schadevergoedingen als een bijzondere omstandigheid gelden.

Als middel voor cassatie was voorts aangevoerd dat vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht niet tot het belastbare loon mogen worden gerekend als zij zijn toegekend door werkgevers die werkzaamheden doen verrichten in de uitvoering van hun publieke taak. Argument daarvoor zou zijn dat aan dergelijke werkzaamheden vaak een verhoogd risico op ernstige letselschade is verbonden. De Hoge Raad deelt die opvatting niet. Werkgevers met een publieke taak verkeren niet in een zodanig andere positie dan werkgevers in het algemeen dat voor de belastbaarheid van vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zou moeten worden afgeweken van de algemene regel.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022444, 21/01143 | 24-03-2022
Geen faillissementsuitkering voor dga

Geen faillissementsuitkering voor dga

Werknemer voor de Werkloosheidswet (WW) is de natuurlijke persoon, die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die in privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Niet als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van een persoon, die directeur-grootaandeelhouder (dga) is. In de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 is bepaald wie onder dga wordt verstaan. Het gaat dan om de bestuurder van een rechtspersoon die, tezamen met bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad en al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van aandelen die ten minste tweederde van de stemmen vertegenwoordigen, zodat hij tezamen met zijn bloed- of aanverwanten en zijn echtgenoot over zijn ontslag kan besluiten.

Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep heeft het UWV de bestuurder van een bv terecht aangemerkt als dga. Samen met zijn vader en zijn oom hield de bestuurder alle aandelen van de moedermaatschappij van de bv. Dit betekent dat de bestuurder samen met zijn familieleden kon besluiten over zijn ontslag. Daarbij is niet van belang of vaststaat dat in een concrete situatie in dezelfde zin gestemd wordt of zal worden. Het UWV heeft de aanvraag van de bestuurder om een faillissementsuitkering na het faillissement van de bv terecht afgewezen.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB2022588, 20/2893 WW | 09-03-2022
Derde nota van wijziging wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap

Derde nota van wijziging wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap

De staatssecretaris van Financiën heeft de derde nota van wijziging op het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap naar de Tweede Kamer gestuurd. Zoals eerder aangegeven wordt het plafond voor leningen bij de eigen vennootschap verhoogd van € 500.000 naar € 700.000. Overschrijdt het totaal aan schulden aan de eigen vennootschap dit plafond, dan wordt het meerdere als fictief regulier voordeel uit aanmerkelijk belang belast in box 2. Het genoemde maximumbedrag geldt voor de aanmerkelijkbelanghouder en zijn partner samen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 23-03-2022
Strafvervolging dga voor belastingverzuim bv

Strafvervolging dga voor belastingverzuim bv

Volgens de Hoge Raad is strafrechtelijke vervolging van de bestuurder van een rechtspersoon voor een belastingverzuim mogelijk, ook al is voor dat verzuim eerder een boete opgelegd aan de rechtspersoon.

Wegens het niet doen van aangiften omzetbelasting werden verzuimboeten opgelegd aan een bv. Voor latere tijdvakken deed de bv steeds ten onrechte nihilaangiften. Het OM stelde strafvervolging in tegen de dga van de bv wegens het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet doen van de vereiste aangiften. Hof Den Bosch was van oordeel dat oplegging van de verzuimboetes aan de bv de strafrechtelijke vervolging van de dga verhindert.

Dat oordeel is volgens de Hoge Raad onjuist. Het wetboek van Strafvordering voorkomt dat een persoon na oplegging van een bestuurlijke boete voor hetzelfde feit nogmaals in rechte wordt betrokken, tenzij er nieuwe bezwaren zijn. De Hoge Raad maakt duidelijk dat de dga als natuurlijk persoon wordt vervolgd als degene die opdracht heeft gegeven aan het door de bv begane feit waarvoor aan de bv verzuimboetes zijn opgelegd. De enkele omstandigheid, dat de dga bestuurder en enig aandeelhouder was van de bv, maakt beoordeling van ontvankelijkheid van het OM in vervolging niet anders. Volgens de Hoge Raad kan dat wel een rol spelen bij de straftoemeting.

De Hoge Raad merkt nog op dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de aard en ernst van de feiten die aanleiding kunnen geven tot het opleggen van verzuimboetes en het aan de dga ten laste gelegde feit. Alleen al daarom kunnen deze feiten in beginsel niet worden aangemerkt als hetzelfde feit.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022364, 19/02761 | 14-03-2022