apr 26, 2023 | Arbeidsrecht
De minister van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon, zoals deze per 1 juli 2023 gelden, bekend gemaakt
Leeftijd
|
staffeling
|
per maand
|
per week
|
per dag
|
21 jaar en ouder
|
100%
|
€ 1.995
|
€ 460,40
|
€ 92,08
|
20 jaar
|
80%
|
€ 1.596
|
€ 368,30
|
€ 73,66
|
19 jaar
|
60%
|
€ 1.197
|
€ 276,25
|
€ 55,25
|
18 jaar
|
50%
|
€ 997,50
|
€ 230,20
|
€ 46,04
|
17 jaar
|
39,5%
|
€ 788,05
|
€ 181,85
|
€ 36,37
|
16 jaar
|
34,5%
|
€ 688,30
|
€ 158,85
|
€ 31,77
|
15 jaar
|
30%
|
€ 598,50
|
€ 138,10
|
€ 27,62
|
De hierboven genoemde bedragen gelden ongeacht het aantal uren dat gebruikelijk wordt gewerkt bij een fulltime dienstverband. Op dit moment geldt nog geen wettelijk minimumuurloon. De uurloonbedragen worden afgeleid van het weekbedrag. Per 1 juli 2023 gelden de volgende bedragen per uur:
Leeftijd
|
fulltime 36 uur per week
|
fulltime 38 uur per week
|
fulltime 40 uur per week
|
21 jaar en ouder
|
€ 12,79
|
€ 12,12
|
€ 11,51
|
20 jaar
|
€ 10,24
|
€ 9,70
|
€ 9,21
|
19 jaar
|
€ 7,68
|
€ 7,27
|
€ 6,91
|
18 jaar
|
€ 6,40
|
€ 6,06
|
€ 5,76
|
17 jaar
|
€ 5,06
|
€ 4,79
|
€ 4,55
|
16 jaar
|
€ 4,42
|
€ 4,19
|
€ 3,98
|
15 jaar
|
€ 3,84
|
€ 3,64
|
€ 3,46
|
Voor werknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), gelden alternatieve staffels voor de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar:
Leeftijd
|
staffeling BBL
|
per maand
|
per week
|
per dag
|
20 jaar
|
61,50%
|
€ 1.226,95
|
€ 283,15
|
€ 56,63
|
19 jaar
|
52,50%
|
€ 1.047,40
|
€ 241,70
|
€ 48,34
|
18 jaar
|
45,50%
|
€ 907,75
|
€ 209,50
|
€ 41,90
|
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2023-0000206913 | 16-04-2023
apr 26, 2023 | Inkomstenbelasting
In het zogenaamde Kerstarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het systeem van belastingheffing in box 3 niet correct is. In reactie daarop is het kabinet gekomen met de wet rechtsherstel box 3. Diverse rechterlijke instanties hebben inmiddels geoordeeld dat het door de wet geboden rechtsherstel onvoldoende is. Bij de Hoge Raad zijn meerdere procedures in behandeling over de vraag of het geboden rechtsherstel in lijn is met het Kerstarrest. De uitkomst van deze procedures kan van belang zijn voor de vaststelling van aanslagen en uitspraken op bezwaarschriften. Om die reden is besloten dat de Belastingdienst voorlopig geen definitieve aanslagen inkomstenbelasting oplegt als box 3 meer omvat dan banktegoeden. Lopende bezwaarschriften over de jaren 2017 tot en met 2022 worden aangehouden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad.
Er worden wel voorlopige aanslagen inkomstenbelasting opgelegd over de jaren 2021 en 2022. De Wet rechtsherstel box 3 geldt als uitgangspunt voor deze voorlopige aanslagen. Het ministerie is van mening dat de Wet rechtsherstel box 3 houdbaar is en naar redelijkheid uitvoering geeft aan het Kerstarrest.
Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 19-04-2023
apr 26, 2023 | Vennootschapsbelasting
De Tweede Kamer heeft recent een aantal moties aangenomen met betrekking tot het belasten van overwinsten tijdens een crisis. De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Kamer gereageerd op deze moties. In zijn brief verwijst hij naar de maatregelen om overwinsten bij gas- en oliebedrijven extra te belasten. Het betreft de tijdelijke solidariteitsbijdrage en de verhoging van de cijns in de mijnbouwheffingen. De tijdelijke solidariteitsbijdrage geldt alleen voor 2022. De verhoging van de cijns geldt voor de jaren 2023 en 2024.
Bredere solidariteitsbijdrage
De grondslag voor een belasting is een formele wet waarin staat wie belastingplichtig is, wat de grondslag is waarover belasting wordt geheven en wat het tarief is. Zonder dat duidelijk is welke doelgroep wordt belast, ten aanzien van welke overwinst en tegen welk tarief, is het niet mogelijk een wettelijke grondslag te creëren. Wat overwinst is, is bovendien niet eenvoudig te omschrijven. Volgens de staatssecretaris is het niet mogelijk om te bepalen of sprake is van een excessieve winst waar een solidariteitsbijdrage bij kan aansluiten of van een hoge winst door bedrijfseconomische omstandigheden. De invoering van een algemene, bredere solidariteitsbijdrage is niet mogelijk.
Extra schijf in de winstbelasting
De vennootschapsbelasting kent twee tarieven. In 2023 geldt een laag tarief van 19% over de eerste € 200.000 belastbare winst. Het meerdere is belast tegen het hoge tarief van 25,8%. Het invoeren van een extra schijf in de vennootschapsbelasting zou tot gevolg kunnen hebben dat belastingplichtigen hun activiteiten opknippen en verdelen over meerdere vennootschappen. Dat vindt het kabinet niet wenselijk. Voor een extra schijf in de vennootschapsbelasting gelden vergelijkbare bezwaren als voor een bredere solidariteitsbijdrage.
Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000099517 | 20-04-2023
apr 20, 2023 | Loonbelasting
De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft een conclusie gewijd aan de gevolgen voor de toepassing van het loonkostenvoordeel bij de overgang van een onderneming.
Iemand met een WW-uitkering trad in dienst bij een eenmanszaak. Het UWV heeft een doelgroepverklaring afgegeven voor de toepassing van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer. De onderneming is ingebracht in een bv. Als gevolg van de overgang van de onderneming is de dienstbetrekking van rechtswege voortgezet bij de bv. De bv maakt aanspraak op het LKV voor de betreffende werkneemster. Het geschil betrof de vragen of voldaan is aan het uitkeringsvereiste en aan het geldigheidsvereiste. Aan het uitkeringsvereiste is voldaan als de werkneemster in de kalendermaand voorafgaand aan de dienstbetrekking recht had op een WW-uitkering. Het geldigheidsvereiste heeft betrekking op de aan de werkneemster verstrekte doelgroepverklaring.
Eerder in de procedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de bv recht heeft op het LKV. Het moment van indiensttreding bij de eenmanszaak geldt als de aanvang van de dienstbetrekking van de bv. Dat de doelgroepverklaring de eenmanszaak als werkgever vermeldt, doet niet af aan de geldigheid ervan.
De A-G is van mening dat bij de overgang van een onderneming het moment van indiensttreding bij de overdragende werkgever geldt als de aanvang van de dienstbetrekking. Dat betekent dat het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het uitkeringsvereiste. Verder is de A-G van mening dat er onvoldoende grond is voor de opvatting dat bij de overgang van een onderneming de doelgroepverklaring alleen geldig zou zijn voor de overdragende werkgever. Het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het geldigheidsvereiste.
Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2023341, 22/02470 | 23-03-2023
apr 20, 2023 | Omzetbelasting
In opdracht van het Ministerie van Financiën is het verlaagde btw-tarief geëvalueerd. Onderzocht is de mate waarin het verlaagde btw-tarief doeltreffend is en of het verlaagde btw-tarief doelmatig is. De onderzoekers concluderen dat het verlaagde btw-tarief leidt tot minder fiscale druk op minder draagkrachtigen. Daarmee is het doeltreffend. De mate waarin de afnemers en niet de verkopers profiteren van het lage tarief verschilt per productgroep en hangt vooral af van de elasticiteit van vraag en aanbod. Doelmatig is het verlaagde tarief niet, omdat meer draagkrachtigen meer profiteren van het verlaagde tarief dan minder draagkrachtigen. Slechts 10% van de ondersteuning komt terecht bij de 20% minst draagkrachtige huishoudens. Om € 1 bij de 10% minst draagkrachtige huishoudens te krijgen moet bijna € 20 worden uitgegeven.
Het verlaagde btw-tarief leidt in bepaalde gevallen tot het ondersteunen van sectoren en is dus deels doeltreffend. Of het verlaagde tarief ook doeltreffend is, hebben de onderzoekers niet kunnen vaststellen.
Het verlaagde btw-tarief leidt in bepaalde gevallen tot meer werkgelegenheid en is deels doeltreffend. Doelmatig is het waarschijnlijk niet omdat de kosten voor het creëren van een baan mogelijk hoger zijn dan het inkomen dat aan deze baan gekoppeld is. Doeltreffend is de regeling voor de werkgelegenheid in de sierteeltsector en mogelijk ook voor bepaalde arbeidsintensieve diensten en de museumsector.
De onderzoekers constateren dat het verlaagde btw-tarief in het algemeen geen doelmatig instrument is om de gestelde doelen te bereiken.
De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat het kabinet voor Prinsjesdag met een inhoudelijke reactie op het evaluatierapport komt.
Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000092424 | 10-04-2023