Belastingplan 2021: differentiatie tarief overdrachtsbelasting

Belastingplan 2021: differentiatie tarief overdrachtsbelasting

Om de drempel voor jongeren bij het kopen van een woning te verlagen, wil het kabinet de overdrachtsbelasting voor deze groep afschaffen. Dat krijgt vorm door de invoering van een eenmalige vrijstelling voor de verkrijging van een woning door een meerderjarige die jonger is dan 35 jaar. Het kabinet wil de positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van beleggers. Daartoe wordt voorgesteld dat de vrijstelling en het verlaagde tarief van 2% voor woningen worden gekoppeld aan een hoofdverblijfcriterium. Het aankopen van een woning die niet bestemd is voor eigen gebruik wordt daardoor minder aantrekkelijk, ook al omdat het tarief voor dergelijke verkrijgingen omhoog gaat naar 8%. Dat tarief geldt ook voor de aankoop van woningen door rechtspersonen en voor de aankoop van niet-woningen, zoals bedrijfspanden.

Bij verkrijging door meerdere verkrijgers wordt de toepasselijkheid van de vrijstelling bepaald voor iedere verkrijger afzonderlijk. Wie voor 1 januari 2021 een woning heeft gekocht, kan de vrijstelling toepassen voor de aankoop van een volgende woning als hij op dat moment aan de overige voorwaarden voldoet.

Voor de toepassing van het 2%-tarief of de startersvrijstelling moet de verkrijger schriftelijk verklaren dat hij de woning als hoofdverblijf gaat gebruiken.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 14-09-2020
Belastingplan 2021: wijzigingen toeslagen

Belastingplan 2021: wijzigingen toeslagen

Het bestaande toeslagenstelsel kent een aantal nadelen. Daarom is een hervorming van dat stelsel aangekondigd. Dat traject zal een langere periode beslaan. Daarop vooruitlopend wordt nu een aantal maatregelen voor de korte termijn genomen. De maatregelen moeten de Belastingdienst/Toeslagen in staat stellen meer maatwerk aan toeslaggerechtigden te bieden en de praktische rechtsbescherming vergroten. Daarnaast wil het kabinet de administratieve lasten van kleine terugvorderingen verminderen.

Kinderopvangtoeslag

Ouders krijgen maandelijks een voorschot op de kinderopvangtoeslag. Na afloop van het jaar wordt de kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld. Wanneer de definitieve vaststelling afwijkt van het voorschot, wordt het verschil teruggevorderd of nabetaald. In sommige gevallen wordt het volledige bedrag teruggevorderd. Dat doet zich voor als een ouder niet het volledige bedrag aan kinderopvangkosten heeft betaald. Als gevolg van een uitspraak van de afdeling rechtspraak van de Raad van State wordt de kinderopvangtoeslag nu vastgesteld naar rato van de kosten die de ouder wel heeft betaald.

De Belastingdienst/Toeslagen krijgt een discretionaire bevoegdheid om een lager bedrag terug te vorderen. Deze bevoegdheid kan gebruikt worden als door bijzondere omstandigheden terugvordering van het gehele bedrag onevenredig is. Daarnaast kan de Belastingdienst/Toeslagen de berekening van rente over een terugvordering aanpassen.

Ter verhoging van de doelmatigheid worden toeslagen onder een drempelbedrag niet meer teruggevorderd. Het drempelbedrag is gelijk aan het drempelbedrag in de inkomstenbelasting. Voor het jaar 2020 bedraagt het drempelbedrag € 47. Het drempelbedrag wordt jaarlijks aangepast met de inflatiecorrectie.

Op grond van de Awir hebben burgers de verplichting om desgevraagd alle gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen die voor de toekenning van de toeslag van belang kunnen zijn. Deze informatieverplichting wordt verduidelijkt. De informatieverplichting is ook bedoeld voor de bepaling van de hoogte van een voorschot of het herzien van een verstrekt voorschot.

Partners

Gehuwden blijven momenteel, wanneer een van de partners wordt opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis, elkaars toeslagpartner. Niet-gehuwde partners worden in die situatie op verzoek niet langer als toeslagpartner aangemerkt. Deze mogelijkheid gaat ook gelden voor gehuwde partners.

Partnerschap ontstaat voortaan per de eerste van de maand volgend op de gebeurtenis waardoor het partnerschap tot stand komt, zoals een huwelijk of de geboorte van een kind. Met de voorgestelde wijzigingen in het partnerbegrip voor de inkomensafhankelijke regelingen wordt de samenhang met het partnerbegrip voor de inkomstenbelasting doorbroken. Dit heeft tot gevolg dat de complexiteit voor de burger toeneemt.

Er worden niet langer eisen gesteld aan het verzekerd zijn van de partner. De toeslagpartner is daardoor niet meer afhankelijk van de andere toeslagpartner als het gaat om de omvang van het recht op zorgtoeslag.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 14-09-2020