okt 10, 2024 | Belastingplan
Preferente aandelen kwalificeren alleen voor de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang (DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) wanneer zij zijn uitgegeven in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging. Daarvan is sprake als is voldaan aan specifieke voorwaarden, die in de wet zijn vastgelegd. Het begrip preferente aandelen is opgenomen in de wetgeving voor de DSR ab en de BOR, maar is niet eenduidig. In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 wordt voorgesteld om preferente aandelen in de wet te definiëren als aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten.
Er zijn ook aandelen die zowel kenmerken van preferente aandelen hebben als kenmerken van gewone aandelen. Voor de toepassing van de DSR ab en de BOR worden dergelijke hybride aandelen met ingang van 1 januari 2026 voor een deel aangemerkt als preferent en voor een deel als niet-preferent. De waarde van het preferente deel wordt uitgezonderd van de grondslag voor de DSR ab en de BOR, tenzij het preferente deel van het aandeel is ontstaan en wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.
De aangepaste definitie van preferente aandelen geldt enkel voor bedrijfsopvolgingen die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36610 | 02-10-2024
okt 10, 2024 | Omzetbelasting
Toepassing van het lage tarief van de omzetbelasting voor agrarische goederen is door het afschaffen van de landbouwregeling achterhaald. Sindsdien levert omzetbelasting op de inkoop voor agrariërs geen financieel nadeel meer op. In het Belastingplan 2024 is opgenomen dat per 1 januari 2025 het lage tarief van de omzetbelasting voor de levering van bepaalde agrarische goederen vervalt. Het betreft de levering van:
- peulvruchten en granen, die niet als voedingsmiddel kwalificeren, pootgoed, vee, beetwortelen, land- en tuinbouwzaden, rondhout, stro, veevoeders, vlas en wol;
- dieren, die bestemd zijn voor de voortbrenging of productie van landbouw; en
- goederen, die bestemd zijn voor de voorplanting van landbouwdieren.
De toepassing van het lage tarief is een van de in het ambtelijke rapport Aanpak fiscale regelingen opgenomen negatief geëvalueerde regelingen.
Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | Artikel XVI Belastingplan 2024 | 07-10-2024
okt 10, 2024 | Inkomstenbelasting
Een bv, die een nertsenfokkerij dreef, heeft bewust omzetbedragen buiten het zicht van de Belastingdienst op een Luxemburgse bankrekening laten storten. De bankrekening stond op naam van de dga van de bv. De inspecteur kwam dit op het spoor nadat de Belastingdienst in 2019 een onderzoek aankondigde in de pelsdierensector. In reactie hierop nam de dga contact op met de inspecteur en meldde vrijwillig dat nog een saldo van ongeveer $195.000 in contanten aanwezig was. De inspecteur legde vervolgens navorderingsaanslagen op aan de dga over meerdere jaren, samen met vergrijpboetes vanwege het bewust achterhouden van inkomsten.
Standpunt van de dga
De dga betoogde dat de Luxemburgse bankrekening eigenlijk op naam van de bv had moeten staan, maar dat dit niet was gebeurd vanwege een te oud uittreksel uit de KvK bij het openen van de rekening. Hij voerde verder aan dat de opbrengsten toebehoorden aan de bv en dat geen sprake was van een privé-uitkering. Daarnaast stelde hij dat hij in 2019 een lager werkelijk rendement had behaald dat niet meegenomen was in de heffing van box 3.
Standpunt van de inspecteur
De inspecteur betoogde dat de bankrekening op naam van de dga stond en dat de stortingen als een winstuitdeling van de bv aan de dga moesten worden gezien. Om van een winduitdeling te kunnen spreken, moet voldaan zijn aan een subjectieve eis en een objectieve eis. De objectieve eis houdt in dat een vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden van de bv naar de aandeelhouder, waardoor de bv wordt verarmd en de aandeelhouder wordt verrijkt. De inspecteur stelde dat de storting van omzetbedragen op een privébankrekening van de dga een vermogensverschuiving van de bv naar de de dga inhield. De subjectieve eis vereist dat zowel de bv als de dga zich bewust moet zijn van de bevoordeling. In dit geval wist de dga dat de gelden afkomstig waren van de bv en dat ze ten gunste van hem werden gestort. Dit maakte volgens de inspecteur duidelijk dat de partijen bewust hebben gehandeld, waarmee is voldaan aan de subjectieve eis.
Verder trok de inspecteur de kaart van de informatiebeschikking, nadat de ondernemer niet volledig had gereageerd op meerdere vragenbrieven. Een informatiebeschikking wordt door de inspecteur gebruikt als een belastingplichtige niet voldoet aan zijn verplichting om gevraagde informatie te verstrekken. Dit kan betekenen dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Dat betekende in dit geval dat de dga moest aantonen dat de aanslagen niet juist zijn, hetgeen hij in deze zaak niet kon.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat de opbrengsten uit de nertsenhuidenverkoop bewust op de Luxemburgse rekening waren gestort en niet in de aangiften waren opgenomen. Er was sprake van een winstuitdeling in de jaren 2007 en 2008. Het saldo van de bankrekening is terecht in de box 3-heffing van de dga meegenomen. Ook vond de rechtbank dat de dga onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij in 2019 een lager werkelijk rendement had behaald. De vergrijpboetes heeft de rechtbank passend geacht, maar deels gematigd vanwege de lange duur van de procedure.
Bewijs leveren is fundamenteel
De rechtbank benadrukte dat het leveren van voldoende bewijs cruciaal is in belastingzaken. In dit geval had de ondernemer niet kunnen aantonen dat de Luxemburgse bankrekening zakelijk was en geen privévermogen vertegenwoordigde. Bovendien was onvoldoende bewijs geleverd voor het gestelde lagere rendement in 2019. Het niet kunnen overleggen van bewijzen kan leiden tot het verwerpen van standpunten en kan daarnaast nadelige fiscale consequenties hebben. In deze zaak leidde de informatiebeschikking ertoe dat de ondernemer extra bewijs moest leveren, waar hij niet in slaagde. Het belang van goede documentatie en tijdige reactie op informatieverzoeken mag niet worden onderschat.
Waarschuwing
Het is cruciaal om (buitenlandse) bankrekeningen altijd op naam van de juiste entiteit, zoals in dit geval de bv, te openen en alle inkomsten correct in de belastingaangiften op te nemen. Reageer altijd tijdig op vragenbrieven van de Belastingdienst om te voorkomen dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Het verbergen van vermogen kan leiden tot forse boetes en belastingheffing, zoals in dit geval gebeurde. Neem bij twijfel contact met ons op voor advies over hoe u uw fiscale verplichtingen correct kunt naleven en om ervoor te zorgen dat u voldoende bewijs heeft om uw standpunten te onderbouwen.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20246204, BRE 23/1319, 23/1320, 23/839, 23/841, 23/842, 23/2799, 23/2800 en 23/2801 | 04-09-2024
okt 3, 2024 | Overdrachtsbelasting
De verkrijging van een in Nederland gelegen onroerende zaak vormt een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. Wanneer bij de verkrijging van een onroerende zaak omzetbelasting is geheven, geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Omzetbelasting wordt geheven bij de levering van nieuwbouw en bij de levering van een bouwterrein. Onder een bouwterrein wordt verstaan onbebouwde grond, die bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen.
Als een oud gebouw wordt geleverd, kan niet zonder meer worden uitgesloten dat sprake is van de levering van onbebouwde grond als de levering gepaard gaat met door of voor rekening van de verkoper verrichte sloopwerkzaamheden. Beoordeeld moet worden wat het voorwerp van de levering is, mede in het licht van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Dit volgt uit het arrest Don Bosco. Aan de andere kant sluit bebouwing niet uit dat sprake is van onbebouwde grond als de omvang van de bebouwing in verhouding tot de omvang van de onroerende zaak verwaarloosbaar is. Ongeacht de omvang van de bouwwerken en de verhouding tussen de bebouwde en onbebouwde gedeelten kan het onbebouwde gedeelte als bij de bebouwing behorend terrein kwalificeren. In dat geval is sprake van bebouwde grond.
Alleen als de verkoper van een gebouw in samenhang met de verkoop en levering van het gebouw de sloop ervan verricht, kan sprake zijn van de levering van onbebouwde grond. Een op de koper rustende sloopverplichting is daartoe niet toereikend. In een dergelijk geval is bij de levering overdrachtsbelasting verschuldigd.
Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20246116, AWB 23/2494 | 30-05-2024
okt 3, 2024 | Arbeidsrecht
Een werkgever heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een zieke werknemer. De werkgever heeft de werknemer sinds zijn ziekmelding niet meer kunnen bereiken. De werknemer is meerdere malen opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts, maar is daar niet komen opdagen. De werkgever heeft bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie-inspanningen van de werknemer. Ook daar is de werknemer niet verschenen. Het UWV heeft daarom geen oordeel kunnen vellen. De werkgever heeft de werknemer er schriftelijk op gewezen dat hij de geldende ziekteverzuimregels niet in acht heeft genomen en een loonstop aangekondigd. De werkgever heeft na 1 februari 2024 geen loon meer betaald aan de werknemer.
De kantonrechter is van oordeel dat het handelen van de werknemer ernstig verwijtbaar is. De arbeidsovereenkomst is op de kortst mogelijke termijn ontbonden zonder toekenning van de transitievergoeding. De werkgever had aangevoerd dat het salaris van de werknemer vanaf de datum van ziekmelding tot 1 februari 2024 onverschuldigd is betaald en vorderde terugbetaling daarvan. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat de werknemer in die periode ongeoorloofd afwezig was. De rechtsgrond voor de betaling van loon, de arbeidsovereenkomst tussen partijen, is daardoor niet achteraf komen te vervallen. De werkgever had bij twijfel over het al dan niet ziek zijn van de werknemer eerder actie kunnen ondernemen om vast te stellen of de werknemer arbeidsongeschikt was wegens ziekte of ongeoorloofd werk verzuimde, aldus de kantonrechter.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20246370, 11119664 \ AZ VERZ 24-34 | 08-09-2024