okt 28, 2021 | Sociale verzekeringen
De staatssecretaris van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 gepubliceerd. Ten opzichte van de sinds 1 juli 2021 geldende bedragen zijn deze met 1,41% verhoogd. Uitgaande van een voltijds dienstverband gelden de volgende bedragen.
Leeftijd |
Percentage |
Per maand |
Per week |
Per dag |
21 jaar en ouder |
100 |
€ 1.725,00 |
€ 398,10 |
€ 79,62 |
20 jaar |
80 |
€ 1.380,00 |
€ 318,50 |
€ 63,70 |
19 jaar |
60 |
€ 1.035,00 |
€ 238,85 |
€ 47,77 |
18 jaar |
50 |
€ 862,50 |
€ 199,05 |
€ 39,81 |
17 jaar |
39,5 |
€ 681,40 |
€ 157,25 |
€ 31,45 |
16 jaar |
34,5 |
€ 595,15 |
€ 137,35 |
€ 27,47 |
15 jaar |
30 |
€ 517,50 |
€ 119,45 |
€ 23,89 |
Voor werknemers in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende staffels en bedragen.
Leeftijd |
Percentage bbl |
Per maand |
Per week |
Per dag |
20 jaar |
61,5 |
€ 1.060,90 |
€ 244,85 |
€ 48,97 |
19 jaar |
52,5 |
€ 905,65 |
€ 209,00 |
€ 41,80 |
18 jaar |
45,5 |
€ 784,90 |
€ 181,15 |
€ 36,23 |
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | nr. 2021-0000161578, Staatscourant 2021, Nr. 44177 Fri, 22 Oct 2021 00:00:00 +0100
okt 28, 2021 | Internationaal
De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een brief over de belastingheffing van inwoners van Nederland met een Duits socialezekerheidspensioen. Volgens de briefschrijver ondervindt deze groep negatieve inkomensgevolgen van het belastingverdrag met Duitsland uit 2012. Onder het oude belastingverdrag met Duitsland was het heffingsrecht over deze pensioenen aan Duitsland toegewezen. Het huidige verdrag wijst het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen toe aan de woonstaat als het totaal van de uit de andere staat ontvangen uitkeringen niet meer dan € 15.000 per jaar bedraagt.
Tijdens de goedkeuringsprocedure van het nieuwe verdrag zijn rekenvoorbeelden gegeven, waarbij zich geen inkomensachteruitgang voordeed. De exacte gevolgen zijn echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een individuele belastingplichtige. De staatssecretaris wijst erop dat de belastingdruk voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders is dan voor inwoners van Nederland die een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen bij overigens gelijke omstandigheden. Er is daarom geen aanleiding om eenzijdig een vrijstelling te verlenen in situaties waarin het heffingsrecht over Duitse pensioenen aan Nederland wordt toegewezen.
Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000201360 | 18-10-2021
okt 28, 2021 | Belastingplan
De rekening van de energiebedrijven wordt voor een groot deel bepaald door de heffing van energiebelasting. Deze heffing wordt enigszins gematigd door een vaste belastingvermindering. Zoals eerder aangekondigd past het kabinet in verband met de sterk gestegen energieprijzen de tarieven van de energiebelasting aan. Dat gebeurt via een derde nota van wijziging op het Belastingplan 2022.
De belastingvermindering in de energiebelasting wordt verhoogd met € 230 inclusief btw. De belastingvermindering is een korting op het energiebelastingdeel van de energierekening en geldt per elektriciteitsaansluiting met verblijfsfunctie, ongeacht het verbruik. De belastingvermindering bedraagt in 2022 na de verhoging € 789,77 inclusief btw. Daarnaast wordt het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit met € 0,06933 per kWh exclusief btw verlaagd. Deze verlaging geldt voor het gehele jaar 2022.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000210653 | 22-10-2021
okt 21, 2021 | Inkomstenbelasting
De eigenwoningregeling in de inkomstenbelasting is van toepassing op een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat een belastingplichtige op grond van eigendom als hoofdverblijf ter beschikking staat en waarvan de waardeverandering de belastingplichtige of zijn partner voor 50% of meer aangaat.
De Belastingdienst weigerde de toepassing van de eigenwoningregeling aan een belastingplichtige die samen met zijn echtgenote, zijn zwager en schoonzus eigenaar was van een woning. De belastingplichtige en zijn echtgenote waren gezamenlijk voor 35% eigenaar; de zwager en schoonzus waren eigenaar van de resterende 65% van de woning. De woning bestond uit twee bouwkundig gesplitste delen. De woning was niet kadastraal gesplitst. De omvang van het door de belastingplichtige en zijn echtgenote bewoonde deel kwam overeen met het aandeel in de eigendom van de woning. De reden om de toepassing van de eigenwoningregeling te weigeren was gelegen in de grond dat de waardeverandering van de gehele woning de belastingplichtige en zijn echtgenote slechts voor 35% aanging. De Belastingdienst rekende het aandeel in de woning toe aan box 3.
Hof Den Haag is van oordeel dat het aandeel in de woning voor de belastingplichtige en zijn echtgenote wel als eigen woning kwalificeert. Het aandeel in de woning stond de belastingplichtige en zijn echtgenote op grond van eigendom anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking, zij genoten de voordelen met betrekking tot dat deel van de woning en de kosten en lasten daarvan drukten op hen. De waardeontwikkeling van het gedeelte van de woning ging de belastingplichtige en zijn echtgenote volledig aan. Het hof vond niet van belang dat de woning niet kadastraal is gesplitst of dat geen aanvullende afspraken zijn gemaakt ter verdeling van de economische eigendom van ieder deel van de woning aan de bewoners daarvan.
Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20211761, BK-21/00033 | 14-09-2021
okt 21, 2021 | Dividendbelasting
De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel ter invoering van een conditionele bronbelasting op dividenden aangenomen. Dit wetsvoorstel is een aanvulling op de Wet bronbelasting 2021 met als doel het onbelast wegstromen van dividenden vanuit Nederland naar laagbelastende landen en in misbruiksituaties te verhinderen. Een laagbelastend land kent een statutair winstbelastingtarief dat lager is dan 9%. Het wetsvoorstel is ook van toepassing op dividenden die worden uitgekeerd naar landen, die op de EU-lijst van non-coöperatieve landen staan. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel per 1 januari 2024 in werking treedt.
Dividenduitkeringen binnen concernverband vinden nu nog plaats zonder inhouding van dividendbelasting. De conditionele bronbelasting moet dat voorkomen wanneer een dividenduitkering binnen een concern wordt gedaan aan een vennootschap die is gevestigd in een laagbelastende of non-coöperatieve jurisdictie. Het wetsvoorstel heeft ook betrekking op dividenduitkeringen door niet-houdstercoöperaties, aangezien deze niet zijn onderworpen aan dividendbelasting. Het tarief van de conditionele bronbelasting op dividenden is gelijk aan het hoge tarief van de vennootschapsbelasting. Dat bedraagt nu 25%, maar met ingang van 2022 vermoedelijk 25,8%.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35779 | 29-09-2021