Bijtelling privégebruik fiets

Bijtelling privégebruik fiets

Wanneer een werknemer een fiets ter beschikking heeft gekregen van zijn werkgever, dan moet voor het privégebruik van de fiets een bijtelling bij het loon plaatsvinden. Sinds 2020 geldt een forfaitaire bijtelling van 7% van de waarde van de fiets op jaarbasis. De regeling geldt voor gewone fietsen, e-bikes en speedpedelecs, ongeacht of de werknemer de fiets privé gebruikt.

Bron: Overig | publicatie | 10-11-2020
Bijtelling privégebruik auto

Bijtelling privégebruik auto

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden gedaan. De standaardbijtelling bedraagt 22% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s die voor 2017 zijn aangeschaft of geleaset gelden andere percentages. Lagere bijtellingen gelden gedurende 60 maanden. Daarna geldt de standaardbijtelling. Voor auto’s van voor 2017 bedraagt de standaardbijtelling niet 22 maar 25%.

Bijtelling elektrische auto
De bijtelling voor een in 2020 nieuw aangeschafte elektrische auto bedraagt 8% over de eerste € 45.000 van de catalogusprijs. Voor het meerdere geldt de reguliere bijtelling van 22%. Per 1 januari 2021 gaat de bijtelling voor nieuwe elektrische auto’s omhoog naar 12% over de eerste € 40.000 en 22% over het meerdere. Deze bijtellingspercentages gelden voor in het kalenderjaar nieuw aangeschafte auto’s en gelden gedurende 60 maanden.

Overweegt u de aanschaf van een elektrische auto, investeer of lease dan nog in 2020 om gedurende 60 maanden het voordeel van de lagere bijtelling te hebben. Omdat de verlaagde bijtelling geldt voor een periode van 60 maanden vanaf de datum waarop de auto op kenteken is gezet, kunt u overwegen om een jong gebruikte elektrische auto, liefst van voor 2019, aan te schaffen. U profiteert dan niet van de verlaagde bijtelling over de volle 60 maanden, maar slechts over de resterende maanden.

Verklaring geen privégebruik
Als de werknemer op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt met de auto van de zaak kan de bijtelling achterwege blijven. De werknemer moet daarvan het bewijs leveren, bijvoorbeeld aan de hand van een kilometeradministratie. De werkgever kan de bijtelling achterwege laten als de werknemer een sluitende kilometeradministratie overlegt van de gereden kilometers of als de werknemer een verklaring van de Belastingdienst verstrekt dat er met de auto van de zaak niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden. De Belastingdienst geeft een dergelijke verklaring op verzoek van de werknemer af. Ook bij gebruik van een verklaring moet de werknemer bewijs kunnen leveren. Zonder bewijs waaruit blijkt dat de werknemer niet meer dan 500 privékilometers met de auto heeft gereden geldt gedurende het gehele jaar de bijtelling.

Bron: Overig | publicatie | 10-11-2020
Benut de mogelijkheden van de werkkostenregeling

Benut de mogelijkheden van de werkkostenregeling

Uitgangspunt van de werkkostenregeling is dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers loon vormen, ook als het gaat om kosten die 100% zakelijk zijn. Er is een vrije ruimte waarbinnen vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij gegeven kunnen worden. De vrije ruimte bedraagt 1,7% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,2% (2021: 1,18%) over het meerdere. Is het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemer hoger dan de vrije ruimte, dan moet u over het meerdere een zogenaamde eindheffing van 80% betalen.

Let op!  In 2020 bedraagt de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom 3%. Maak van deze extra ruimte gebruik!

Eindejaarsuitkeringen en bonussen zijn doorgaans bruto. Wellicht kunt u deze uitkeringen geheel of gedeeltelijk belastingvrij doen, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoeding voor reiskosten.

Voor bepaalde vergoedingen en verstrekkingen gelden aparte vrijstellingen, die niet ten laste komen van de vrije ruimte. Wanneer de vergoeding hoger is dan de daarvoor geldende norm, dan is het deel boven de norm belastbaar loon van de werknemer. Er zijn ook verstrekkingen die op nihil worden gewaardeerd. Daarvoor hoeft dus geen bedrag bij het loon geteld te worden.

Bron: Overig Wed, 11 Nov 2020 00:00:00 +0100
Wet homologatie onderhands akkoord

Wet homologatie onderhands akkoord

De Wet homologatie onderhands akkoord treedt op 1 januari 2021 in werking. De wet maakt mogelijk dat een dreigend faillissement van een onderneming met levensvatbare activiteiten wordt voorkomen door het sluiten van een akkoord. De wet kent daarvoor twee procedures:

  1. een besloten akkoordprocedure buiten faillissement;
  2. een openbare akkoordprocedure buiten faillissement.

De openbare akkoordprocedure buiten faillissement moet worden aangemeld bij de Europese Commissie om opgenomen te worden op bijlage A van de Insolventieverordening. Met de aanmelding is enige tijd gemoeid.

De rechtbank kan een onderhands akkoord tussen een onderneming en haar schuldeisers en aandeelhouders over herstructurering van bedrijfsschulden goedkeuren. Door goedkeuring van de rechtbank geldt het akkoord voor alle betrokken schuldeisers en aandeelhouders, ook al hebben zij niet ingestemd met het akkoord.

Voordat de rechter een beslissing neemt over verzoeken die in het kader van de totstandkoming van het akkoord aan hem worden voorgelegd, moet hij eerst vaststellen of hij rechtsmacht heeft om deze verzoeken in behandeling te nemen. Zodra de openbare akkoordprocedure is vermeld op bijlage A bij de Insolventieverordening, is in het kader van die procedure bepalend of het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is in één van de lidstaten van de EU, met uitzondering van Denemarken. Is dit het geval, dan wordt op grond van de Insolventieverordening bepaald of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Zolang de openbare akkoordprocedure buiten faillissement nog niet op bijlage A van de Insolventieverordening is vermeld, dient de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft beantwoord te worden aan de hand van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Bron: Overig | wetswijziging | Staatsblad 2020, 415 | 02-11-2020
Versoepeld uitstelbeleid belastingschulden verlengd tot 1 januari 2021

Versoepeld uitstelbeleid belastingschulden verlengd tot 1 januari 2021

De staatssecretarissen van Financiën hebben in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat het versoepelde uitstelbeleid van de Belastingdienst is verlengd tot 1 januari 2021. Dit beleid was per 1 oktober geëindigd, waardoor het uitstel uiterlijk op 31 december 2020 afliep. Ondernemers kunnen nu tot 1 januari een verzoek om uitstel op grond van het versoepelde beleid indienen. De verlenging geldt zowel voor ondernemers die niet eerder om uitstel hebben verzocht als voor ondernemers die dat nogmaals willen doen. Na afloop van de uitstelperiode komen de ondernemers in aanmerking voor de aflossingsregeling van 36 maanden voor de openstaande belastingschuld, mits zij aan de voorwaarden voldoen van het beleidsbesluit.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000212840 | 02-11-2020